ZO's/VO's week 13 Flashcards

1
Q

Welke frequente ziektebeelden hangen samen met HPV infectie?

A

Wratten, cysten (genitaal en huid) en baarmoederhalskanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie hebben het grootste risico op infectie van de cervix met HPV?

A

Vrouwen in de sexuele kennismakingsleeftijd: 15-30 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk anatomisch gebied van de cervix is het gevoeligst voor infectie?

A

De overgang van ecto- en endocervix.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke wijze vindt vroege diagnostiek plaats van (voorstadia van) baarmoederhalskanker?

A

Cervix-uitstrijkje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de doelstelling van de behandeling van premaligne afwijkingen van de baarmoedermond?

A

Opsporen en voorkómen van of tijdig ingrijpen bij invasief cervixcarcinoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf de drie hoofdstrategieën (nu en in de nabije toekomst) in de strijd tegen cervixcarcinoom.

A
  1. Preventie: vaccinatie tegen HPV
  2. Vroege diagnose: bevolkingsonderzoek
  3. Therapie: chirurgie en/of chemotherapie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn in grote lijnen de criteria waarop de cellen in het uitstrijkje worden beoordeeld?

A
  1. Celgrootte (groot = normaal)
  2. Kerngrootte (klein = normaal)
  3. Verhouding kern:cytoplasma (gelijk is abnormaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke vrouwen komen het meest in aanmerking voor een regelmatig cytologisch onderzoek?

A

Vrouwen na seksuele kennismakingsleeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de voordelen van de histopathologie boven de uitstrijk?

A

Afschatting van uitbreiding en positie van abnormale cellen in het weefsel, als basis van stadiëring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke hoofdcriteria wordt een biopt van baarmoederhalskanker beoordeeld om tot de gradiëring te komen?

A

Proliferatieve (kleine) cellen aanwezig buiten de basale laag van het epitheel, of (bij doorbraak) in het aangrenzende bindweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde:

a. Replicatie van virus DNA

b. Assemblage van viruspartikels

c. Transcriptie van L1 en L2 genen

d. Aanmaak van E6 en E7 eiwitten

e. Binding van E2-eiwit aan virus DNA

f. Remming van E6 en E7 transcriptie

g. Binding van viruspartikels aan de buitenzijde van het celmembraan

A

g – d – e - f+e – a – c – b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is de dysplasie tijdens een normale HPV infectie maar tijdelijk?

A

Omdat normaal gesproken het lichaam de infectie optruimt, en de dysplasie dus tijdelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verklaar waarom het groene gebied met de E6 en E7 genen altijd in tumor DNA van baarmoederhalskanker wordt aangetroffen.

A

Zonder deze genen is er geen hyperplasie, die aan de basis staat van latere ontwikkeling tot de tumor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Van de vroege genen zijn in het geïntegreerde HPV DNA bij tumoren altijd het E2 en E4 eiwit afwezig. Waarom is dat zo?

A

Door de afwezigheid van E2 en E4 eiwit, wordt de mogelijkheid onderschept om de expressie van E6 en E7 uit te schakelen: hun expressie wordt permanent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke van de vier parameters: (A) aanwezigheid van virus, (B) aantal HPV kopieën, (C) HPV subtype en (D) HPV-integratie zijn het belangrijkste voor het inschatten van de kans op baarmoederhalskanker? Geef de volgorde van belang aan.

A

D > C > B > A.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat bepaalt of een subtype van HPV cervixcarcinoom tot de hoog- of laagrisico klasse behoort?

A

Het verschil in affiniteit van E6/E7 voor gastheereiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom heeft integratie van HPV-DNA in het gastheer genoom niet per definitie nuttig voor het virus?

A

Integratie treedt gelukkig zeer zelden op (‘ongelukje’) en vormt dus geen vast onderdeel van de virale groeicyclus. Geen nut dus voor het virus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe vaak worden mutaties in het DNA-bindende domein van p53 in CIN III type cervix-afwijkingen gevonden?

A

Uiterst zelden. In baarmoederhalskanker is het p53 al geïnactiveerd door het geïntegreerde E6. Verdere inactivatie (bv door mutatie) levert niets meer op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Moet men baarmoederhalskanker beschouwen als een seksueel overdraagbare aandoening (SOA)?

A

Nee. Baarmoederhalskanker is zelf niet overdraagbaar. Het is een zeldzame complicatie van een frequent voorkomende SOA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe werken de 2 soorten checkpoint remmers?

A

Anti-CTLA-4 antilichamen blokkeren een remmend mechanisme van de dendritische cel op de T-cel. Anti-PD1 of anti-PD-L1 antilichamen blokkeren de negatieve feedback van de tumor cel op de T-cel.

21
Q

Waar staat PICOS voor?

A

P - De patientpopulatie of ziekte
I - Interventies of exposure
C - De comparator group
O - De uitkomst of het eindpunt
S - De gekozen studiedesign

22
Q

Om welke 3 redenen is PICOS belangrijk?

A
  • Het dwingt je over alle (mogelijk) belangrijke aspecten van je vraag na te denken.
  • Het vergemakkelijkt je vraag om te zetten in een zoekactie
  • De PICOS helpt je in een later stadium te focussen; tijdens het zoeken heb je nogal eens de neiging af te dwalen. Door weer naar de PICOS te kijken blijf je ‘on track’.
23
Q

Welke 2 vragen stel je bij het formuleren van de I van PICOS?

A
  • Hoe ga je om met co-interventies (stel dat ‘jouw’ interventie slechts een deel is van de hele interventie in de studies (of studies waarin slechts een gedeelte van jouw interventie gedaan wordt), neem je die studies dan mee of niet?)
  • Neem je daadwerkelijk alle variaties van een Interventie mee in je review of niet? (Kun je van te voren definiëren welke niet?)
24
Q

Wanneer zou je bij PICOS de C leeg kunnen laten?

A

Bij een etiologische of prognostische I

25
Q

Wat is operationaliseren bij de O van PICOS?

A

Het omzetten van niet-meetbare maten (zoals een bepaald geneesmiddel dat ‘beter’ is) naar MEETbare uitkomstMATEN

26
Q

Wat zal de O van PICOS inhouden bij vragen over diagnostische tests?

A

Bij vragen over diagnostische tests zal de O de sensitiviteit en/of specificiteit zijn, of, in het verlengde daarvan de positief en negatief voorspellende waarde.

27
Q

Wat zal de O van PICOS inhouden bij vragen naar etiologische of prognostische factoren?

A

Een relatief risico of odds

28
Q

Wat houdt AI in?

A

Artificial Intelligence (AI) is de overkoepelende term: Alle methodes waarbij een computer taken uitvoert die wij als ‘intelligent’ beschouwen.

Algoritmes die de intelligentie van mensen nabootsen, problemen kunnen oplossen op een manier die wij ‘slim’ vinden.

29
Q

Wat houdt machine learning in?

A

Algoritmes die data kunnen doornemen en ervan kunnen leren. Vervolgens kunnen zij dat gebruiken om overwogen keuzes te maken. Ze gebruiken human extracted feautures van data en worden met ervaring beter.

30
Q

Wat houdt deep learning in?

A

Neural network algoritmes die van zichzelf leren van de belangrijke features in data. Ze hebben ze mogelijkheid om zich door herhaalde training aan te passen om verstopte patronen en inzichten te ontdekken.

31
Q

Wat houdt data analysis in?

A

Het werken met data om nuttige informatie er uit te verkrijgen en geïnformeerde keuzes te maken

32
Q

Wanneer gebruik je bij machine learning feature selection?

A

Wanneer er te veel features in een dataset zijn, want het kan worgen voor overfitting (slechte generalisatie), waardoor het niet goed met ongezien data kan werken.

33
Q

Hoe goed denk je dat de algemene populatie is in het detecteren van huidkanker met behulp van de ABCDE-methode? (sensitiviteit en specificiteit)

A

Sensitiviteit 84%, specificiteit 56%

34
Q

Hoe goed denk jij dat de huisarts is in het detecteren van huidkanker? (sensitiviteit en specificiteit)

A

54-72% sensitiviteit, 71-72% specificiteit

35
Q

Wat is het grote verschil tussen machine learning en deep learning?

A

Het grote verschil tussen Machine Learning en Deep Learning is dat bij Machine Learning de ontwikkelaar zelf kenmerken uit bijvoorbeeld beelden gaat afleiden (bijvoorbeeld kleur en grootte van een huidvlek), terwijl bij Deep Learning alle beschikbare informatie wordt aangeboden, dus hier het hele beeld.

36
Q

Wat is binnen machine learning een label?

A

Het label is de klasse waar het beeld bij hoort, in het voorbeeld dus een type vervoermiddel.

37
Q

Welke twee problemen kun je bedenken met betrekking tot de foto’s die worden gebruikt in een studie naar herkenning van huidkanker met AI in vergelijking met foto’s die in de algemene bevolking zullen worden gemaakt?

A
  1. In de studie worden klinische foto’s gemaakt met een dermatoscoop gebruikt
  2. Niet alle smartphone camera’s zijn even goed
38
Q

Noem 3 verschillende vormen van bias die voorkomen in AI onderzoek naar huidkankerherkenning.

A
  1. Huidskleur (lichte huidskleur overgerepresenteerd)
  2. Behaarde huid/tattoos (kan verstoring geven)
  3. Objecten afgebeeld naast een huidafwijking
39
Q

Wat voor gevolg heeft het gebruik van de SkinVision app op gedrag van gebruikers?

A
  1. Ze bezochten vaker de dermatoloog voor een premaligne of een maligne huidafwijking.
  2. Ze bezochten relatief vaker de dermatoloog voor een benigne huidafwijking dan voor een premaligne of een maligne huidafwijking
40
Q

Welke persoonskenmerken kun je bedenken die je zou kunnen gebruiken om patiënten te selecteren die een verhoogd risico hebben op huidkanker?

A
  1. Leeftijd (50+)
  2. Zonverbranding op jonge leeftijd
  3. Huidmaligniteiten of actinische keratosen in de voorgeschiedenis
  4. Licht huidtype
  5. Hoog aantal moedervlekken op de huid
41
Q

Wat verwacht je dat er met het aantal fout positieven gebeurt als een huidkankerscreenings app alleen wordt aangeboden aan mensen met een verhoogd risico op huidkanker? En de positief voorspellende waarde?

A

Als de app targeted wordt aangeboden (i.p.v. ongericht) zal het aantal fout positieve verwijzingen waarschijnlijk dalen. De positief voorspellend waarde zal ook stijgen

42
Q

Welke CE-classificering is (minimaal) van toepassing op een smartphone-app die een risicoscore op huidkanker aangeeft?

A

Klasse 2a

43
Q

Afhankelijk van de Breslow-dikte, met hoe veel mm marge doe je een re-excisie bij een positief melanoom?

A
  • < 2mm dikte = 1 cm marge
  • > 2mm dikte = 2 cm marge
44
Q

Hoe groot is de marge bij een diagnostische excisie bij een melanoom?

A

2 mm

45
Q

Vanaf welke breslow dikte dient er een sentinel node procedure plaats te vinden bij een melanoom?

A

1,5 mm

46
Q

Noem de 5 T-stadia van een melanoom

A

Tis: melanoma in situ
T1: dikte <1 mm
T2: dikte 1-2 mm
T3: dikte 2-4 mm
T4: dikte > 4 mm

47
Q

Hoe werkt het E6 eiwit van HPV?

A

E6 bindt aan p53, waardoor het versneld wordt afgebroken en minder apoptose plaats kan vinden

48
Q

Hoe werkt het E7 eiwit van HPV?

A

Het gaat een interactie aan met pRB en bezet zo de bindingsplaats van E2F. Hierdoor is er meer E2F vrij en dit zet genen aan voor proliferatie

49
Q

Hoe werkt het E5 eiwit van HPV?

A

Het stimuleert proliferatie door EGFR te activeren