Tentamenvragen Flashcards

1
Q

Twee beweringen over de therapiekeuze autologe HSCT zijn:

1 Een autologe HSCT wordt ook toegepast bij de behandeling van
niet-hematologische maligniteiten.
2 Een autologe HSCT is in tegenstelling tot een allogene HSCT een vorm van immunotherapie.

Welke bewering is of welke zijn juist?

A

Alleen 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee beweringen over het relatieve risico voor het ontwikkelen van longkanker zijn:

1 Het relatief risico voor het ontwikkelen van longkanker van een roker wordt door stoppen met roken na verloop van tijd weer gelijk aan dat van een niet-roker.
2 Na roken geeft blootstelling aan radon het hoogste relatief risico voor het ontwikkelen van longkanker.

Welke bewering is of welke zijn juist?

A

Geen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Je bent longarts. Een 37-jarige man is zojuist gediagnosticeerd met een nietkleincellig longcarcinoom stadium IIIa.

Wat is de aangewezen behandeling op dit moment?

A

chemoradiotherapie, eventueel gevolgd door immunotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welk gen in de longtumor wordt het meest frequent een mutatie gevonden bij niet-rokers?

A

EGFR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vanaf welke beginleeftijd krijgt de 25-jarige vrouw welke controle-adviezen,
indien zij ook draagster van de CHEK2-mutatie blijkt te zijn?

A

vanaf 35-jarige leeftijd jaarlijks mammografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke factor speelt geen rol voor het specifiek repliceren van oncolytische
virussen in tumorcellen?

A

tumorkenmerken: het type en de locatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor behandeling geef je als pleuritis carcinomatosa heeft opgetreden?

A

Systemische behandeling met chemo of immuno

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is typeren van longkanker door middel van weefselonderzoek zo belangrijk?

A

Voor de stadiëring en de therapiekeuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke laesies bij longtumoren kunnen goed worden beoordeeld op een PET scan?

A

Mediastinale lymfeklieren, aangezien deze in een normale situatie FDG opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem drie redenen om disseminatieonderzoek in te zetten bij een vastgesteld primair mammacarcinoom

A
  • cN2
  • cT4
  • verdachte klachten bij anamnese of LO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem drie relatieve contra-indicaties voor het gebruik van een DIEP lap bij mammareconstructie

A
  1. Eerdere buikoperaties
  2. BMI > 30
  3. Status na liposuctie
  4. Roken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kan roodheid en schilfering rond de tepel zijn?

A

M. Paget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 3 redenen om bij een rectumcarcinoom te besluiten tot het aanleggen van een eindstandig colostoma

A
  • Indicatie ingroei in anale sphincter
  • Pre-existente fecale incontinentie
  • Contra-indicatie voor anastomose obv comorbiditeit/operatierisico
  • Technisch niet mogelijk om een anastomose aan te leggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 5 kenmerken die passen zijn een basaalcelcarcinoom

A
  1. Plaque/tumor/littekenachtige huidafwijking
  2. Ulceratie
  3. Teleangiectasieen/bloedvaatjes
  4. Zonbeschenen deel van huid
  5. Erytheem/huidskleuring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 3 veel voorkomende bijwerkingen van oxaliplatin (gebruikt bij colorectaalcarcinoom)

A
  1. Mucositis
  2. Diarree
  3. Handvoetsyndroom
  4. Huidtoxiciteit
  5. Neuropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat beoordeel je met een funnel plot?

A

Publicatiebias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doe je bij een melanom die te groot is om in zijn geheel te excideren?

A

Je neemt direct een stansbiopt af van de laesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef twee redenen waarom 1 het moleculaire profiel van 1 tumrobiopt niet genoed is om een voorspelling te maken over of een therapie aanslat

A
  1. Tumor heterogeniteit
  2. Het moleculaire profiel kan met de tijd veranderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem 3 redenen om bij een patiënte die recent is gediagnosticeerd met mammacarcinoom onderzoek in te zetten naar afstandmetastasen

A
  1. cT4
  2. pN2/3
  3. Bij rugpijnklachten
  4. Als er eerder in dezelfde borst kanker heeft gezeten
  5. Tweede primair mammacarcinoom in dezelfde borst waarbij een recidief mammacarcinoom niet is uitgesloten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Aan welke genmutatie is het lobulair mammacarcinoom geassocieerd?

A

Een CHEK2 1100delC genmutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem twee indicaties om bij een patiënt met een primair rectumcarcinoom neoadjuvante chemotherapie te geven

A
  1. Bedreigde resectiemarge
  2. T4 rectumcarcinoom
  3. Positieve lymfeklieren
22
Q

Wat gebeurt er met het CI als je van 4000 naar 1000 participanten gaat?

A

Wordt 4x zo breed

23
Q

Welke 3 metastaseringvormen zijn mogelijk bij melanoom?

A
  1. Lymfogeen
  2. In transit
  3. Satelliet
24
Q

Wat voor soort beloop heeft DLBCL?

A

Agressief

25
Q

Waar zaait niet-kleincellig longkanker het minst vaak naar uit?

A

De darmen

26
Q

Noem 2 indicaties voor opioïdrotatie

A
  1. Onvoldoende effect/pijnreductie
  2. Te veel bijwerkingen
27
Q

Wat is de geschatte 5-jaars overleving bij een pT1aN0M0 volledig verwijderd adenocarcinoom van de long?

A

> 90%

28
Q

Hoe veel van de vrouwen met mammacarcinoom ontwikkelt binnen 10 jaar afstandmetastasen?

A

20%

29
Q

Bij welke mutaties komt een triple negative mammacarcinoom voornamelijk voor?

A

Bij BRCA1 en PALB2 mutaties

30
Q

Beschrijf 2 kenmerkende verschillen tussen lobulair mammacarcinoom en invasief mammacarcinoom NST

A
  1. Diagnostiek is vaak lastiger
  2. Ander metastaseringspatroon
  3. Minder vaak chemotherapiegevoelig
31
Q

Waaruit is het risico van ontstaan van plaveiselcelcarcinoom groter; morbuw bowen of actinische keratosen?

A

Morbus bowen

32
Q

Hoe luidt de centrale limiet stelling?

A

Steekproefgemiddelden zin normaal verdeeld rond het populatiegemiddelde met een spreiding die afhangt van de populatie-standaarddeviatie en van de steekproefgrootte

33
Q

Welke microscopische omschrijving past bij het volgende pathologische verslag van een prostaat naaldbiopt: ‘benigne hyperplasie; geen maligniteit

A

Nodulaire toename van stroma en klierbuizen bekleed met tweelagig epitheel

34
Q

Welke combinatie van elementen is essentieel bij de diagnostiek van longkanker?

A

Stadiëring en weefseldiagnose

35
Q

Welke weefsels worden bij een gemodificeerde radicale mastectomie verwijderd?

A

Borst & okselklieren

36
Q

Welke 2 onderzoeken zijn noodzakelijk voor een adequate diagnose en stadiëring van coloncarcinoom?

A
  1. CT-thorax/abdomen
  2. Colonoscopie
37
Q

Welk percentage patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom dat wordt behandeld met neoadjuvante chemoradiatie en adjuvante immuuntherapie is na 5 jaar nog steeds ziektevrij?

A

45%

38
Q

Wat is de meest toegepaste palliatieve therapie bij prostaatkanker?

A

Androgeendeprivatie

39
Q

Wat is de grootste motivatie geweest om zo vaak mastectomieën uit te voeren, ookal wezen tekens er tegen?

A

Een ‘better safe than sorry’ gedachte

40
Q

Noem alle mogelijke metastaseringspatronen van een melanoom

A
  1. Lymfogeen
  2. In-transit
  3. Hematogeen
  4. Satelliet
41
Q

Noem 3 factoren die van invloed kunnen zijn op de farmacokinetiek van systemische anti-kanker geneesmiddelen

A
  1. Lichaamsoppervlak
  2. Ziektegerelateerde factoren
  3. Co-medicatie
  4. Orgaanfunctie (nier en lever)
  5. Lifestyle
  6. Genetische factoren
  7. Lichaamskenmerken
42
Q

Waarom kan bij een navelstrengbloedtransplantatie een groter verschil in HLA-eiwitten worden geaccepteerd vergeleken met een transplantatie met een volwassen stamceldonor?

A
  • Minder T-cellen in het transplantaat
  • T-cellen zijn naïef; nog niet eerder in aanraking geweest met een antigeen
43
Q

In hoeveel van de patiënten met longkanker toont een PET scan een onverwachte metastase?

A

10%

44
Q

Wat doen genexpressie arrays?

A

Ze lezen per gen uit hoeveel RNA moleculen er in een preparaat aanwezig zijn

45
Q

Geef twee redenen waarom vrouwen > 75 jaar niet meer worden gescreend op borstkanker

A
  1. Overdiagnose, tumoren bij oudere vrouwen zijn vaak langzaam groeiend
  2. Kleiner effect van screening, de kans dat een sterftegeval wordt voorkomen is kleiner
46
Q

Noem 4 criteria waar aan moet worden voldaan om te spreken van familiaire borstkanker

A
  1. Één patiënt met borstkanker <40 jaar
  2. BIlateraal mammacarcinoom met eerste tumor <60 jaar
  3. Triple negatief mammacarcinoom <60 jaar
  4. Man met mammacarcinoom
47
Q

Noem 4 doelen van een reconstructieve ingreep in het gelaat na het verwijderen van een huidtumor

A
  1. Sluiten open wond en beschermen vitale structuren
  2. Herstel van functie
  3. Herstel van esthetiek
  4. Minimale donormorbiditeit
48
Q

Welke 3 elementen van het lichamelijk onderzoek doe je om to een klinische stadiëring te komen van een plaveiselcelcarcinoom op de hoofdhuid?

A
  1. Opmeten tumor
  2. Voelen of tumor los of vast zit
  3. Lymfeklieren palperen
49
Q

Welke behandeling is de eerste keus voor een persoon van 33 jaar met een primair nodulair basaalcelcarcinoom van 9 mm op de rechterwang?

A

conventionele excisie

50
Q

Wat is het doel van vroege opsporing van darmkanker (CRC) door middel van bevolkingsonderzoek?

A

vermindering van CRC-incidentie en CRC gerelateerde mortaliteit

51
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen Machine Learning en Deep Learning?

A

Bij Machine Learning worden er kenmerken uit een beeld (MRI) afgeleid die aan het systeem worden aangeboden. Bij Deep Learning wordt het hele beeld aangeboden