Zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Benzodiazepines

WERKINGSMECHANISME

A

“Potentialisatie van het effect van de neurotransmitter GABA (γ-amino-boterzuur) t.h.v. GABAa-receptoren.
GABA is een zeer belangrijke neurotransmitter. GABA doet dienst als transmitter in 30 % van alle synapsen in het centrale zenuwstelsel. Het inhibeert neuronen en maakt ze minder exciteerbaar. GABA grijpt aan op GABAa-en GABAb-receptoren.

GABAa-receptor: Gelokaliseerd op soma van neuronen. Gereguleerd via een Cl–kanaal. Stimulatie met GABA >opening van Cl–kanaal >influx van Cl->hyperpolarisatie >neuron is minder exciteerbaar.

GABAb-receptor :Gelokaliseerd op zenuwceluiteinden (inhibitie van vrijstelling van neurotransmitter) of op soma van neuronen (hyperpolarisatie). Gereguleerd via een G-proteïne, gekoppeld aan inhibitie van calciumkanalen, opening van kaliumkanalen of inhibitie van adenylaatcyclase.

Benzodiazepines binden op de GABAA-receptor op een regulerende site, verschillend van de bindingsplaats voor GABA >affiniteit van GABA voor de GABAA-receptor verhoogt >verhoogde frequentie van openen van Cl–kanalen door een gegeven concentratie van GABA >meer influx van Cl-.
Zelfs in hoge dosis hebben benzodiazepines geen effect per se op het Cl–kanaal; er is steeds GABA nodig.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benzodiazepines

EFFECTEN

A

“*Onderdrukking van angst en agitatie (anxiolyse).

    - Wellicht via GABAA-receptoren in limbische structuren. * Sedatie en inductie van slaap (hypnose).
     - Wellicht via GABAA-receptoren in cerebralecortex * Relaxatie van skeletspieren.
      - Vooral via GABAA-receptoren in ruggenmerg. * Anticonvulsief  effect.

P.S.Flumazenil (Anexate®): antagonist van de benzodiazepines. Bindt op dezelfde bindingsplaats als de benzodiazepines maar lokt geen effect uit. Verdringt wel de benzodiazepines van hun bindingsplaats.
Intraveneus toegediend om het effect van een benzodiazepine (bv midazolam), gebruikt bij een kleine ingreep, op te heffen; zeldzaam bij overdosering met benzodiazepines”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benzodiazepines

Indicaties

A

“*Angsttoestanden.

  • Ook als premedicatie bij anesthesie.
  • Slaapstoornissen (moeilijk inslapen, vroeg wakker worden, veel waakperioden).
  • Ook voor inductie bij algemene anesthesie.
  • Epilepsie.
  • Ook bij status epilepticus (Diazepam, Valium®).
  • Spasticiteit.

De meeste bijsluiters beperken zich tot angst en/of slapeloosheid als indicatie.
Clonazepam (Rivotril®) : enkel voor epilepsie.
Midazolam (Midazolam Mylan®):enkel parenteraal in hospitaalmilieu (bij anesthesie) wegens uitgesproken first-pass effect”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benzodiazepines

BIJWERKINGEN

A

*Sedatie; potentialisatie van sederend effect van ethanol.
*Paradoxale reacties met toename van angst en slapeloosheid, soms agitatie en agressie; dit lijkt frequenter te zijn bij kortwerkende benzodiazepines.
*Tolerantie bij chronisch gebruik (vanaf 1 tot 2 weken inname).
*Fysische en psychische afhankelijkheid bij chronisch gebruik (vanaf 1 tot 2 weken inname).
-Symptomen: angst, slapeloosheid, eventueel meer uitgesproken dan vóór de therapie, bij stoppen van benzodiazepines. Ook perceptiestoornissen, epileptische toevallen, psychotische episodes.
-Mechanisme: niet volledig opgehelderd. Mogelijk door structuurverandering in receptor, met ontkoppeling van de benzodiazepine-bindingsplaats van de GABA-bindingsplaats.
Bij plots stoppen van benzodiazepines : endogene GABA wordt niet meer gepotentialiseerd en kan inhibitie van neuronen minder goed uitoefenen via gewijzigde receptor. Hoe sneller het benzodiazepine geëlimineerd wordt, hoe heviger de dervingssymptomen (dus hevigst bij de kortwerkende zoals triazolam).
-Preventie: indien mogelijk therapie beperken tot enkele weken.
Geleidelijk aan afbouwen na chronische therapie (10 à 20 % van de dosis per week).
Eventueel hierbij halflangwerkend benzodiazepine eerst vervangen door een langwerkend benzodiazepine omdat de dervingssymptomen bij afbouwen hiervan het minst hevig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benzodiazepines

EXTRA

A

“Farmacokinetiek:
Eliminatie door hepatisch metabolisme met vaak vorming van actieve metabolieten, die mede de werkingsduur bepalen.
De benzodiazepines kunnen onderscheiden worden op basis van hun werkingsduur.

Kortwerkende benzodiazepines
T½ : 2,5 à 5 uur
Werkingsduur : 6 -8 uur Bv:Triazolam

Halflangwerkende benzodiazepinesT½ :
8 à 12 uur
Werkingsduur : 12 à 18 uur Bv:Lorazepam,Oxazepam

Langwerkende benzodiazepines
Werkingsduur : 24 à 48 uur
Bv:-Diazepam T½ : 24 uur; actieve metaboliet nordiazepam, t½ : 60 uur
-FlurazepamT½ : 1 uur; actieve metaboliet desmethylflurazepam, t½ : 80 uurVoor chronisch gebruik bij slaapstoornissen,in principe voorkeur voor halflangwerkende benzodiazepines (minder accumulatie, minder hangover).

Voor chronisch gebruik bij angsttoestand, in principe voorkeur voor langwerkende benzodiazepines (minder schommelingen van de plasmaconcentraties)”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Z-producten: zolpidem, zolpicon

WERKINGSMECHANISME

A

“Ondanks de chemisch verschillende structuur (zolpidem is een imidazopyridine, zopiclon is een cyclopyrolone) binden zij ook op de bindingsplaats voor benzodiazepines op de GABAa-receptoren, en bevorderen aldus het effect van GABA.
Ze hebben een korte halfwaardetijd (zolpidem ~ 2 u; zopiclon ~ 5 u).”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Z-producten: zolpidem, zolpicon

EFFECTEN

A

“± Cf. Benzodiazepines.

Minder uitgesproken anticonvulsief en spierrelaxerend effect.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Z-producten: zolpidem, zolpicon

INDICATIES

A

Slaapstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Z-producten: zolpidem, zolpicon

BIJWERKINGEN

A

“± Cf. Benzodiazepines.

Tolerantie en afhankelijkheid kunnen optreden”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Barbituraten

WERKINGSMECHANISME

A

Thiopental, kortwerkend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Barbituraten

EFFECTEN

A

Epilepsie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Barbituraten

INDICATIES

A

Fenobarbital (Gardenal®), langwerkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Barbituraten

BIJWERKINGEN

A

Tolerantie, welke deels farmacokinetisch is, nl. door versnelde afbraak via enzyminductie. Fysische en psychische afhankelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ANTIPSYCHOTICA

WERKINGSMECHANISME

A

“Het vermogen om centrale D2-receptoren te blokkeren is essentieel voor een therapeutisch effect. D2-receptoren komen in hetcentrale zenuwstelsel voor t.h.v.
•Het mesolimbische systeemBlokkade van D2-receptoren op dit niveau is verantwoordelijk voor het antipsychotisch effect (positieve symptomen).
•Het corpus striatumHier eindigt de nigrostriatale dopaminerge baan, welke ongeveer 75 % van het dopamine in de hersenen bevat.Dopamine is er essentieel voor de extrapiramidale controle van de skeletspieren (zie middelen bij de ziekte van Parkinson).
•De hypothalamo-hypofysaire asDopamine remt in de adenohypofyse de vrijstelling van prolactine.
•De chemoreceptor-trigger-zoneStimulatie van D2-receptoren lokt braken uit.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ANTIPSYCHOTICA

EFFECTEN

A

“•Antipsychotisch effect bij ongeveer 70 % der patiënten door interferentie met mesolimbische baan.

  • De patiënt wordt onverschillig voor de typische positieve psychotische symptomenzoals wanen en hallucinaties, welke gaandeweg verdwijnen. Agressiviteit wordt onderdrukt.
  • De patiënt wordt apathisch en er is verminderd initiatief. De negatieve symptomen, zoals contactarmoede, sociale isolatie en emotionele vervlakking, reageren niet goed op klassieke antipsychotica; recentere “atypische” antipsychotica hebben enige invloed op de negatieve symptomen.
  • Via onderhoudstherapie vermindert het aantal recidieven.

•Extrapyramidale symptomendoor interferentie met nigrostriatale baan.
-Acuut: Symptomen van ziekte van Parkinson, i.e. beven, spierstijfheid, hypokinesie.Eventueel motorische rusteloosheid (akathisie).Treedt vaak reeds op in eerste weken en vermindert.Is reversibel bijstoppen van therapie.Wordt tegengewerkt door anticholinergica.
Chronisch:Tardieve dyskinesie (ongecontroleerde -bewegingen van hoofd-, mond-en schouderspieren).Is vaak hardnekkig na stoppen van de therapie.
Exacte mechanisme is onbekend.

•Endocriene symptomen.
Hyperprolactinemie wat kan leiden tot galactorroe, gynecomastie en amenorroe.

•Anti-emetisch effect (zie anti-emetica).
Blokkade van D2-receptoren in de chemoreceptor-trigger-zone draagt bij tot het anti-emetisch effect van sommige anti-emetica.
Sommige antipsychotica(bv haloperidol) worden aangewend als anti-emeticum.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ANTIPSYCHOTICA

INDICATIES

A

“•Psychosen (schizofrenie).
•Psychomotorische agitatie bij manische episodes, dementie.
•Braken.
•Persisterende hik.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ANTIPSYCHOTICA

BIJWERKINGEN

A

“Bijwerkingen:
•Extrapiramidale symptomen en hyperprolactinemie (cf. supra).
•Vooral de oudere klasse (fenothiazinen) is weinig selectief en blokkeert ook andere receptoren.

                                       α1     H1      M     5-HT2 Levomepromazine           +       =         =         = Flupentixol                         =       --        -          - Haloperidol                        -        --        --         -- Pimozide                             -        --        --         - Sulpiride                             --       --         --        --

+Belangrijker dan
=Even belangrijk als
-Minder belangrijk dan
–Verwaarloosbaar tegenover

De bijwerkingen gekoppeld aan niet-selectieve blokkade van andere receptoren zijn :
Via α1:Orthostatische hypotensie.
Via H1:Sedatie.
Via M:Droge mond, mictiestoornissen, accommodatiestoornissen.Werkt extrapiramidale effecten tegen.
Via 5-HT2:Gewichtstoename.
•Malign antipsychoticasyndroom (maligne neuroleptisch syndroom) : Zeldzame complicatie gekenmerkt door koorts, spierrigiditeit en verwardheid. Kan fataal zijn.
•Verlenging van QT-interval met gevaar voor torsades de pointes bij hoge doses.
•Metabool: hyperglycemie (vooral met sommige nieuwere “atypische” antipsychotica).
t”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Selectieve serotonine-heropnameremmers (ssris)
(Fluoxetine)
(Paroxetine)
WERKINGSMECHANISME

A

“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).

Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.

Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Selectieve serotonine-heropnameremmers (ssris)
(Fluoxetine)
(Paroxetine)
EFFECTEN

A

Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Selectieve serotonine-heropnameremmers (ssris)
(Fluoxetine)
(Paroxetine)
INDICATIES

A

“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Selectieve serotonine-heropnameremmers (ssris)
(Fluoxetine)
(Paroxetine)
BIJWERKINGEN

A

“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Selectieve noradrenaline-heropnameremmer
(Reboxetine)
WERKINGSMECHANISME

A

“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).

Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.

Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Selectieve noradrenaline-heropnameremmer
(Reboxetine)
EFFECTEN

A

Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Selectieve noradrenaline-heropnameremmer
(Reboxetine)
INDICATIES

A

“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Selectieve noradrenaline-heropnameremmer
(Reboxetine)
BIJWERKINGEN

A

“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Tricyclische antidepressiva en aanverwante

WERKINGSMECHANISME

A

“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).

Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.

Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Tricyclische antidepressiva en aanverwante

EFFECTEN

A

Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Tricyclische antidepressiva en aanverwante

INDICATIES

A

“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Tricyclische antidepressiva en aanverwante

BIJWERKINGEN

A

“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Noradrenaline-en serotonine-heropnameremmers

WERKINGSMECHANISME

A

“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).

Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.

Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Noradrenaline-en serotonine-heropnameremmers

EFFECTEN

A

Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Noradrenaline-en serotonine-heropnameremmers

INDICATIES

A

“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Noradrenaline-en serotonine-heropnameremmers

BIJWERKINGEN

A

“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Noradrenaline-en dopamine-heropnameremmer
(Bupropion)
WERKINGSMECHANISME

A

“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).

Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.

Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”

35
Q

Noradrenaline-en dopamine-heropnameremmer
(Bupropion)
EFFECTEN

A

Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.

36
Q

Noradrenaline-en dopamine-heropnameremmer
(Bupropion)
INDICATIES

A

“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”

37
Q

Noradrenaline-en dopamine-heropnameremmer
(Bupropion)
BIJWERKINGEN

A

“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”

38
Q

Monoaminereceptor antagonisten
(Mirtazapine)
WERKINGSMECHANISME

A

“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).

Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.

Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”

39
Q

Monoaminereceptor antagonisten
(Mirtazapine)
EFFECTEN

A

Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.

40
Q

Monoaminereceptor antagonisten
(Mirtazapine)
INDICATIES

A

“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”

41
Q

Monoaminereceptor antagonisten
(Mirtazapine)
BIJWERKINGEN

A

“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”

42
Q

Sint-Janskruid

WERKINGSMECHANISME

A

“Sint-Janskruid bevat talrijke substanties.
Hypericine en hyperforine zouden bijdragen tot het antidepressief effect mogelijk door blokkade van de heropname van 5-HT.”

43
Q

Sint-Janskruid

EFFECTEN

A

Antidepressief effect.

44
Q

Sint-Janskruid

INDICATIES

A

Depressie(mild tot matig, niet ernstig)

45
Q

Sint-Janskruid

BIJWERKINGEN

A

“voedingspreparaten op basis van Sint-Janskruid kunnen wisselende hoeveelheden van de actieve bestanddelen bevatten.
Door inductie van CYP3A4 verhoogde afbraak van verschillende geneesmiddelen zoals ciclosporine, theofylline, warfarine, mogelijk anticonceptieve oestroprogestativa. Bij combinatie met andere serotoninerge farmaca: serotoninesyndroom.”

46
Q

Oude generatie MAO-inhibitoren

WERKINGSMECHANISME

A

“Inhiberen zowel MAO-A als MAO-B op een irreversibele manier.
De inhibitie van MAO stelt zich traagin en de enzymactiviteit herstelt zich bij stoppen ook traag.”

“Inhibitie van monoamine oxidase (MAO), een enzym dat in de meesteweefsels aanwezig is, en dat in de noradrenerge/serotoninerge zenuwuiteinden mede instaat voor de afbraak van noradrenaline / serotonine.
De cytoplasmatische concentratie van de monoaminenin de zenuwuiteinden stijgt, waardoor vermeerderde spontane lekkage van de monoaminenin de synaptische spleet.

MAO bestaat onder vorm van 2 iso-enzymen : MAO-A en MAO-B.
MAO-A MAO-B
Substraten Noradrenaline Fenylethylamine
Serotonine
Dopamine
Tyramine
Inhibitie van MAO-A is dus voldoende om verminderde afbraak van noradrenaline en serotonine te bekomen.”

47
Q

Oude generatie MAO-inhibitoren

EFFECTEN

A

“Verbetering van de stemming bij depressieve patiënten.
Bij normale personen verhogen ze snel de motorische activiteit en over enkele dagen ontwikkelt zich euforie en opwinding.”

48
Q

Oude generatie MAO-inhibitoren

INDICATIES

A

Depressie (de oude generatie is zeker slechts 2e keuze).

49
Q

Oude generatie MAO-inhibitoren

BIJWERKINGEN

A

“*Orthostatische hypotensie (fenelzine).

  • Stimulatie van het centrale zenuwstelsel: nervositas, slaapstoornissen (moclobemide).
  • Interactie met andere geneesmiddelen en voeding:
  • ->Sympathicomimetica (tricyclische antidepressiva, amfetamines) : hypertensieve crisis.
  • ->Voedsel rijk aan tyramine (zoals oude kazen, wijn, haring …) en tryptofaan (bonen): hypertensieve crisis (minder uitgesproken bij moclobemide).
  • ->Serotoninerge farmaca: serotoninesyndroom.”
50
Q

Nieuwe generatie MAO-inhibitoren

WERKINGSMECHANISME

A

“Inhibeert selectief MAO-A op een reversibele wijze.
De inhibitie van MAO fluctueert met de plasmaconcentratie en de enzymactiviteit herstelt zich ook snel bij stoppen”

“Inhibitie van monoamine oxidase (MAO), een enzym dat in de meesteweefsels aanwezig is, en dat in de noradrenerge/serotoninerge zenuwuiteinden mede instaat voor de afbraak van noradrenaline / serotonine.
De cytoplasmatische concentratie van de monoaminenin de zenuwuiteinden stijgt, waardoor vermeerderde spontane lekkage van de monoaminenin de synaptische spleet.

MAO bestaat onder vorm van 2 iso-enzymen : MAO-A en MAO-B.
MAO-A MAO-B
Substraten Noradrenaline Fenylethylamine
Serotonine
Dopamine
Tyramine
Inhibitie van MAO-A is dus voldoende om verminderde afbraak van noradrenaline en serotonine te bekomen.”

51
Q

Nieuwe generatie MAO-inhibitoren

EFFECTEN

A

“Verbetering van de stemming bij depressieve patiënten.
Bij normale personen verhogen ze snel de motorische activiteit en over enkele dagen ontwikkelt zich euforie en opwinding.”

52
Q

Nieuwe generatie MAO-inhibitoren

INDICATIES

A

Depressie (de oude generatie is zeker slechts 2e keuze).

53
Q

Nieuwe generatie MAO-inhibitoren

BIJWERKINGEN

A

“*Orthostatische hypotensie (fenelzine).

  • Stimulatie van het centrale zenuwstelsel: nervositas, slaapstoornissen (moclobemide).
  • Interactie met andere geneesmiddelen en voeding:
  • ->Sympathicomimetica (tricyclische antidepressiva, amfetamines) : hypertensieve crisis.
  • ->Voedsel rijk aan tyramine (zoals oude kazen, wijn, haring …) en tryptofaan (bonen): hypertensieve crisis (minder uitgesproken bij moclobemide).
  • ->Serotoninerge farmaca: serotoninesyndroom.”
54
Q

Lithium

WERKINGSMECHANISME

A

“Onbekend.
Als monovalent kation is er mogelijk enige accumulatie van Li+ in neuronen; komt binnen via Na+-kanalen maar wordt niet naarbuiten gepompt door Na+/K+-ATPase. Dit leidt tot verstoorde exciteerbaarheid en mogelijk tot verminderde vrijstelling van noradrenaline en dopamine.Het is niet duidelijk in welke mate bepaalde biochemische effecten zoals inhibitie van adenylaatcyclase eninhibitie van inositolmonofosfatase met verminderde vorming van inositol en verminderde regeneratie van fosfatidylinositolbisfosfaat bijdraagt aan het therapeutisch effect”

55
Q

Lithium

EFFECTEN

A

“Stemmingsregulerende stof, welke de manische fase bij patiënten met manisch-depressieve psychose onderdrukt en vooral voorkomt.Het helpt ook enigszins om de depressieve episodes te voorkomen. Het effect stelt zich pas na 2 à 3 weken in. Bij ernstige acute manie geeft men dan ook concomitant antipsychotica om de acute fase te onderdrukken.
Bij normale personen heeft het geen noemenswaardige psychische effecten”

56
Q

Lithium

INDICATIES

A

Profylactische controle van manisch-depressieve psychose

57
Q

Lithium

BIJWERKINGEN

A
58
Q

Amfetaminederivatenen aanverwanten
(METHYLFENIDAAT)
WERKINGSMECHANISME

A

Opname via carrier t.h.v. de noradrenerge en dopaminerge zenuwuiteinden en verdringing van noradrenaline en dopamine uit de vesicels. De cytoplasmatische concentratie van noradrenaline en dopamine stijgt, waardoor er meer in de synaptische ruimte terechtkomt. Via noradrenaline heeft men weerslag op alertheid en “rewarding”, via dopamine op gedrag

59
Q

Amfetaminederivatenen aanverwanten
(METHYLFENIDAAT)
EFFECTEN

A

“Hoewel het resultaat van het mechanisme vergelijkbaar lijkt te zijn met dit van deantidepressiva, hebben ze geen effect bij depressieve patiënten maar wel bij normale personen.

  • Verhoogd concentratievermogen en verhoogde alertheid.
  • Euforie, opwinding, zelfoverschatting.
  • Mentale en fysische vermoeidheid verminderen.Vooral eenvoudige taken worden beter uitgevoerd.Atletisch prestatievermogen verbetert lichtjes.
  • Verhoogde motorische activiteit.•Eetlust vermindert (anorexigeen effect; vandaar dat sommige van deze farmaca vroeger gebruikt werden voor obesitas hetgeen werd verlaten wegens ernstige bijwerkingen).
  • Orthosympathische symptomen: tachycardie, bloeddrukstijging, tremoren; slapeloosheid.

Zowel na eenmalig gebruik van hoge dosis als na chronisch gebruik van lage dosissen volgt vermoeidheid en depressie. Reeds na enkele dagen gebruik in hogere dosis kan amfetaminepsychose optreden: schizofrenieachtig beeld met wanen, hallucinaties en agressief gedrag; stereotypieën”

60
Q

Amfetaminederivatenen aanverwanten
(METHYLFENIDAAT)
INDICATIES

A

“Het aantal indicaties is beperkt.
•Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD): gekenmerkt door impulsiviteit, hyperactiviteit en gebrek aan aandacht bij schoolgaande kinderen (methylfenidaat is het best onderzochte geneesmiddel voor deze indicatie).
•Narcolepsie: onvoorspelbaar in slaap vallen gedurende de dag (methylfenidaat).

De producten worden vaak misbruikt door
•Atleten:De sympathicomimetica zijn een van deverboden groepen geneesmiddelen op de lijst vandopingproducten van alle sportfederaties en officiële instanties.
•Studenten.
•Jongeren in het uitgaansmilieu:Benamingen als pep, speed, love drug, yuppi drug slaan op amfetaminederivaten en aanverwanten.Ook ecstasy is een amfetamineafgeleide: 3,4-methyleendioxymetamfetamine (MDMA).Dit product heeft ook een aantal LSD-achtige effecten: intense waarneming van uitwendige prikkels”

61
Q

Amfetaminederivatenen aanverwanten
(METHYLFENIDAAT)
BIJWERKINGEN

A

“Afhankelijkheid (vooral psychisch).

Gewenning.”

62
Q

Atomoxetine

WERKINGSMECHANISME

A

Selectieve inhibitor van heropname van noradrenaline, niet aangewend als antidepressivum. Dit leidt onder meer tot verhoogde spiegels van noradrenaline in de prefrontale cortex

63
Q

Atomoxetine

EFFECTEN

A

“•Verbetering van de symptomen van ADHD.

•Perifere orthosympathische effecten: verhoging van bloeddruk en hartritme”

64
Q

Atomoxetine

INDICATIES

A

Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD

65
Q

Atomoxetine

BIJWERKINGEN

A

Afhankelijkheid.Gewenning.

66
Q

Cocaine

WERKINGSMECHANISME

A

Inhibitie van de heropname van dopamine, noradrenaline en serotonine. Blokkade van Na+-kanalen in o.a. Zenuwmembranen

67
Q

Cocaine

EFFECTEN

A

“•De effecten gelijken goed op deze van de amfetamines.

•Lokaal anesthetisch effect (dit heeft geleid tot de ontwikkeling van de lokale anesthetica)”

68
Q

Cocaine

INDICATIES

A

“Geen medische indicaties.

Misbruik met kans op verslaving: coke, snow; crack slaat op cocaïnebase welke kan gerookt worden.”

69
Q

Cocaine

BIJWERKINGEN

A

“Uitgesproken psychische afhankelijkheid.

Bloeddrukverhoging, tachycardie, ritmestoornissen.”

70
Q

Disulfiram

WERKINGSMECHANISME

A

Inhibitie van aldehyde-dehydrogenase, waardoor acetaldehyde, ontstaan door oxidatie van ethanol door alcohol-dehydrogenase, minder wordt omgezet tot azijnzuur en accumuleert

71
Q

Disulfiram

EFFECTEN

A

“Bij gelijktijdige inname van disulfiram en alcohol ontstaan snel onaangename symptomen zoals roodheid, transpiratie, hoofdpijn, nausea …, diebij patiënt afkeer voor verdere inname van alcohol moeten opwekken.
Wanneer toch inname van grote hoeveelheid alcohol: gevaar voor uitgesproken hypotensie en cardiovasculaire collaps”

72
Q

Disulfiram

INDICATIES

A

Chronisch alcoholisme (hulpmiddel)

73
Q

ACAMPROSAAT

WERKINGSMECHANISME

A

“Analoog van GABA.
Versterkt de GABA-erge inhiberende transmissie en is een zwakke antagonist van N-methyl-D-aspartaat (NMDA)-receptoren voor glutamaat.”

74
Q

ACAMPROSAAT

EFFECTEN

A

Helpt de alcoholabstinentie onderhouden en terugval voorkomen.

75
Q

ACAMPROSAAT

INDICATIES

A

“Chronische alcoholisme.
Wordt opgestart als alcoholabstinentie is bekomen en gedurende 1 jaar verder gezet ook al is er terugval.”

76
Q

Nicotine

WERKINGSMECHANISME

A

Substitutie voor nicotine zonder blootstelling aan andere bestanddelen van tabaksrook.

77
Q

Nicotine

EFFECTEN

A

Verhoogt de slaagkans op rookstop door vermindering van de ontwenningsverschijnselen en de hunkering

78
Q

Nicotine

INDICATIES

A

Ondersteuning rookstop

79
Q

Bupropion

WERKINGSMECHANISME

A

Inhibitie van de heropname van noradrenaline en dopamine. Mogelijk draagt de hierdoor verhoogde dopamine-activiteit in de nucleus accumbens van de mesolimbische dopaminerge baan bij tot het effectbij rookstop

80
Q

Bupropion

EFFECTEN

A

Verhoogt de slaagkans op rookstop door vermindering van de ontwenningsverschijnselen en de hunkering.

81
Q

Bupropion

INDICATIES

A

“Ondersteuning van rookstop.

Ook gebruikt bij depressie (Wellbutrin®; zie Antidepressiva)”

82
Q

Varenicline

WERKINGSMECHANISME

A

Partieel agonisme van α4β2-nicotinereceptoren.

83
Q

Varenicline

EFFECTEN

A

Verhoogt de slaagkans op rookstop door vermindering van de ontwenningsverschijnselen en de hunkering.

84
Q

Varenicline

INDICATIES

A