Zenuwstelsel Flashcards
Benzodiazepines
WERKINGSMECHANISME
“Potentialisatie van het effect van de neurotransmitter GABA (γ-amino-boterzuur) t.h.v. GABAa-receptoren.
GABA is een zeer belangrijke neurotransmitter. GABA doet dienst als transmitter in 30 % van alle synapsen in het centrale zenuwstelsel. Het inhibeert neuronen en maakt ze minder exciteerbaar. GABA grijpt aan op GABAa-en GABAb-receptoren.
GABAa-receptor: Gelokaliseerd op soma van neuronen. Gereguleerd via een Cl–kanaal. Stimulatie met GABA >opening van Cl–kanaal >influx van Cl->hyperpolarisatie >neuron is minder exciteerbaar.
GABAb-receptor :Gelokaliseerd op zenuwceluiteinden (inhibitie van vrijstelling van neurotransmitter) of op soma van neuronen (hyperpolarisatie). Gereguleerd via een G-proteïne, gekoppeld aan inhibitie van calciumkanalen, opening van kaliumkanalen of inhibitie van adenylaatcyclase.
Benzodiazepines binden op de GABAA-receptor op een regulerende site, verschillend van de bindingsplaats voor GABA >affiniteit van GABA voor de GABAA-receptor verhoogt >verhoogde frequentie van openen van Cl–kanalen door een gegeven concentratie van GABA >meer influx van Cl-.
Zelfs in hoge dosis hebben benzodiazepines geen effect per se op het Cl–kanaal; er is steeds GABA nodig.”
Benzodiazepines
EFFECTEN
“*Onderdrukking van angst en agitatie (anxiolyse).
- Wellicht via GABAA-receptoren in limbische structuren. * Sedatie en inductie van slaap (hypnose). - Wellicht via GABAA-receptoren in cerebralecortex * Relaxatie van skeletspieren. - Vooral via GABAA-receptoren in ruggenmerg. * Anticonvulsief effect.
P.S.Flumazenil (Anexate®): antagonist van de benzodiazepines. Bindt op dezelfde bindingsplaats als de benzodiazepines maar lokt geen effect uit. Verdringt wel de benzodiazepines van hun bindingsplaats.
Intraveneus toegediend om het effect van een benzodiazepine (bv midazolam), gebruikt bij een kleine ingreep, op te heffen; zeldzaam bij overdosering met benzodiazepines”
Benzodiazepines
Indicaties
“*Angsttoestanden.
- Ook als premedicatie bij anesthesie.
- Slaapstoornissen (moeilijk inslapen, vroeg wakker worden, veel waakperioden).
- Ook voor inductie bij algemene anesthesie.
- Epilepsie.
- Ook bij status epilepticus (Diazepam, Valium®).
- Spasticiteit.
De meeste bijsluiters beperken zich tot angst en/of slapeloosheid als indicatie.
Clonazepam (Rivotril®) : enkel voor epilepsie.
Midazolam (Midazolam Mylan®):enkel parenteraal in hospitaalmilieu (bij anesthesie) wegens uitgesproken first-pass effect”
Benzodiazepines
BIJWERKINGEN
*Sedatie; potentialisatie van sederend effect van ethanol.
*Paradoxale reacties met toename van angst en slapeloosheid, soms agitatie en agressie; dit lijkt frequenter te zijn bij kortwerkende benzodiazepines.
*Tolerantie bij chronisch gebruik (vanaf 1 tot 2 weken inname).
*Fysische en psychische afhankelijkheid bij chronisch gebruik (vanaf 1 tot 2 weken inname).
-Symptomen: angst, slapeloosheid, eventueel meer uitgesproken dan vóór de therapie, bij stoppen van benzodiazepines. Ook perceptiestoornissen, epileptische toevallen, psychotische episodes.
-Mechanisme: niet volledig opgehelderd. Mogelijk door structuurverandering in receptor, met ontkoppeling van de benzodiazepine-bindingsplaats van de GABA-bindingsplaats.
Bij plots stoppen van benzodiazepines : endogene GABA wordt niet meer gepotentialiseerd en kan inhibitie van neuronen minder goed uitoefenen via gewijzigde receptor. Hoe sneller het benzodiazepine geëlimineerd wordt, hoe heviger de dervingssymptomen (dus hevigst bij de kortwerkende zoals triazolam).
-Preventie: indien mogelijk therapie beperken tot enkele weken.
Geleidelijk aan afbouwen na chronische therapie (10 à 20 % van de dosis per week).
Eventueel hierbij halflangwerkend benzodiazepine eerst vervangen door een langwerkend benzodiazepine omdat de dervingssymptomen bij afbouwen hiervan het minst hevig zijn
Benzodiazepines
EXTRA
“Farmacokinetiek:
Eliminatie door hepatisch metabolisme met vaak vorming van actieve metabolieten, die mede de werkingsduur bepalen.
De benzodiazepines kunnen onderscheiden worden op basis van hun werkingsduur.
Kortwerkende benzodiazepines
T½ : 2,5 à 5 uur
Werkingsduur : 6 -8 uur Bv:Triazolam
Halflangwerkende benzodiazepinesT½ :
8 à 12 uur
Werkingsduur : 12 à 18 uur Bv:Lorazepam,Oxazepam
Langwerkende benzodiazepines
Werkingsduur : 24 à 48 uur
Bv:-Diazepam T½ : 24 uur; actieve metaboliet nordiazepam, t½ : 60 uur
-FlurazepamT½ : 1 uur; actieve metaboliet desmethylflurazepam, t½ : 80 uurVoor chronisch gebruik bij slaapstoornissen,in principe voorkeur voor halflangwerkende benzodiazepines (minder accumulatie, minder hangover).
Voor chronisch gebruik bij angsttoestand, in principe voorkeur voor langwerkende benzodiazepines (minder schommelingen van de plasmaconcentraties)”
Z-producten: zolpidem, zolpicon
WERKINGSMECHANISME
“Ondanks de chemisch verschillende structuur (zolpidem is een imidazopyridine, zopiclon is een cyclopyrolone) binden zij ook op de bindingsplaats voor benzodiazepines op de GABAa-receptoren, en bevorderen aldus het effect van GABA.
Ze hebben een korte halfwaardetijd (zolpidem ~ 2 u; zopiclon ~ 5 u).”
Z-producten: zolpidem, zolpicon
EFFECTEN
“± Cf. Benzodiazepines.
Minder uitgesproken anticonvulsief en spierrelaxerend effect.”
Z-producten: zolpidem, zolpicon
INDICATIES
Slaapstoornissen.
Z-producten: zolpidem, zolpicon
BIJWERKINGEN
“± Cf. Benzodiazepines.
Tolerantie en afhankelijkheid kunnen optreden”
Barbituraten
WERKINGSMECHANISME
Thiopental, kortwerkend.
Barbituraten
EFFECTEN
Epilepsie.
Barbituraten
INDICATIES
Fenobarbital (Gardenal®), langwerkend
Barbituraten
BIJWERKINGEN
Tolerantie, welke deels farmacokinetisch is, nl. door versnelde afbraak via enzyminductie. Fysische en psychische afhankelijkheid.
ANTIPSYCHOTICA
WERKINGSMECHANISME
“Het vermogen om centrale D2-receptoren te blokkeren is essentieel voor een therapeutisch effect. D2-receptoren komen in hetcentrale zenuwstelsel voor t.h.v.
•Het mesolimbische systeemBlokkade van D2-receptoren op dit niveau is verantwoordelijk voor het antipsychotisch effect (positieve symptomen).
•Het corpus striatumHier eindigt de nigrostriatale dopaminerge baan, welke ongeveer 75 % van het dopamine in de hersenen bevat.Dopamine is er essentieel voor de extrapiramidale controle van de skeletspieren (zie middelen bij de ziekte van Parkinson).
•De hypothalamo-hypofysaire asDopamine remt in de adenohypofyse de vrijstelling van prolactine.
•De chemoreceptor-trigger-zoneStimulatie van D2-receptoren lokt braken uit.”
ANTIPSYCHOTICA
EFFECTEN
“•Antipsychotisch effect bij ongeveer 70 % der patiënten door interferentie met mesolimbische baan.
- De patiënt wordt onverschillig voor de typische positieve psychotische symptomenzoals wanen en hallucinaties, welke gaandeweg verdwijnen. Agressiviteit wordt onderdrukt.
- De patiënt wordt apathisch en er is verminderd initiatief. De negatieve symptomen, zoals contactarmoede, sociale isolatie en emotionele vervlakking, reageren niet goed op klassieke antipsychotica; recentere “atypische” antipsychotica hebben enige invloed op de negatieve symptomen.
- Via onderhoudstherapie vermindert het aantal recidieven.
•Extrapyramidale symptomendoor interferentie met nigrostriatale baan.
-Acuut: Symptomen van ziekte van Parkinson, i.e. beven, spierstijfheid, hypokinesie.Eventueel motorische rusteloosheid (akathisie).Treedt vaak reeds op in eerste weken en vermindert.Is reversibel bijstoppen van therapie.Wordt tegengewerkt door anticholinergica.
Chronisch:Tardieve dyskinesie (ongecontroleerde -bewegingen van hoofd-, mond-en schouderspieren).Is vaak hardnekkig na stoppen van de therapie.
Exacte mechanisme is onbekend.
•Endocriene symptomen.
Hyperprolactinemie wat kan leiden tot galactorroe, gynecomastie en amenorroe.
•Anti-emetisch effect (zie anti-emetica).
Blokkade van D2-receptoren in de chemoreceptor-trigger-zone draagt bij tot het anti-emetisch effect van sommige anti-emetica.
Sommige antipsychotica(bv haloperidol) worden aangewend als anti-emeticum.”
ANTIPSYCHOTICA
INDICATIES
“•Psychosen (schizofrenie).
•Psychomotorische agitatie bij manische episodes, dementie.
•Braken.
•Persisterende hik.”
ANTIPSYCHOTICA
BIJWERKINGEN
“Bijwerkingen:
•Extrapiramidale symptomen en hyperprolactinemie (cf. supra).
•Vooral de oudere klasse (fenothiazinen) is weinig selectief en blokkeert ook andere receptoren.
α1 H1 M 5-HT2 Levomepromazine + = = = Flupentixol = -- - - Haloperidol - -- -- -- Pimozide - -- -- - Sulpiride -- -- -- --
+Belangrijker dan
=Even belangrijk als
-Minder belangrijk dan
–Verwaarloosbaar tegenover
De bijwerkingen gekoppeld aan niet-selectieve blokkade van andere receptoren zijn :
Via α1:Orthostatische hypotensie.
Via H1:Sedatie.
Via M:Droge mond, mictiestoornissen, accommodatiestoornissen.Werkt extrapiramidale effecten tegen.
Via 5-HT2:Gewichtstoename.
•Malign antipsychoticasyndroom (maligne neuroleptisch syndroom) : Zeldzame complicatie gekenmerkt door koorts, spierrigiditeit en verwardheid. Kan fataal zijn.
•Verlenging van QT-interval met gevaar voor torsades de pointes bij hoge doses.
•Metabool: hyperglycemie (vooral met sommige nieuwere “atypische” antipsychotica).
t”
Selectieve serotonine-heropnameremmers (ssris)
(Fluoxetine)
(Paroxetine)
WERKINGSMECHANISME
“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).
Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.
Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”
Selectieve serotonine-heropnameremmers (ssris)
(Fluoxetine)
(Paroxetine)
EFFECTEN
Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.
Selectieve serotonine-heropnameremmers (ssris)
(Fluoxetine)
(Paroxetine)
INDICATIES
“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”
Selectieve serotonine-heropnameremmers (ssris)
(Fluoxetine)
(Paroxetine)
BIJWERKINGEN
“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”
Selectieve noradrenaline-heropnameremmer
(Reboxetine)
WERKINGSMECHANISME
“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).
Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.
Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”
Selectieve noradrenaline-heropnameremmer
(Reboxetine)
EFFECTEN
Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.
Selectieve noradrenaline-heropnameremmer
(Reboxetine)
INDICATIES
“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”
Selectieve noradrenaline-heropnameremmer
(Reboxetine)
BIJWERKINGEN
“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”
Tricyclische antidepressiva en aanverwante
WERKINGSMECHANISME
“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).
Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.
Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”
Tricyclische antidepressiva en aanverwante
EFFECTEN
Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.
Tricyclische antidepressiva en aanverwante
INDICATIES
“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”
Tricyclische antidepressiva en aanverwante
BIJWERKINGEN
“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”
Noradrenaline-en serotonine-heropnameremmers
WERKINGSMECHANISME
“Blokkade van heropname van noradrenaline en/of serotonine in noradrenerge, respectievelijk serotoninerge zenuwuiteinden. De heropnameremmers binden op de presynaptische carrier, waardoor hij immobiel wordt en geen noradrenaline of serotonine meer kan binden. In principe verhoogt hierdoor de concentratie van noradrenaline of serotonine in de synaptische spleet.Sommige farmaca uit deze groep zijn weinig selectief wat betreft noradrenaline en serotonine, andere wel (zie KLASSEN).
Een mogelijke verklaring voor het interval tussen biochemisch en therapeutisch effect is dat de initieel verhoogde spiegel van serotonine en/of noradrenaline ook tot verhoogde stimulatie van presynaptische inhiberende autoreceptoren leidt, wat de vrijstelling van neurotransmitter vermindert. De nettostijging van neurotransmitter in de synaptische ruimte is daardoor gering. Na enkele weken therapie treedt desensitisatie op van deze autoreceptoren, waardoor de concentratie van neurotransmitter in de synaptische ruimte wel duidelijk toeneemt.
Een andere verklaring is te vinden in het feit dat amines deproductie van BDNF stimuleren maar dat de aanmaak en sprouting van neuronen tijd in beslag nemen.”
Noradrenaline-en serotonine-heropnameremmers
EFFECTEN
Progressieve verbetering van de stemming bij depressieve patiënten; elk individueel geneesmiddel is slechts effectief bij ongeveer 70 % der patiënten. Bij normale personen lokken ze geen euforie uit maar eerder sedatie, verwardheid en motorische incoördinatie.
Noradrenaline-en serotonine-heropnameremmers
INDICATIES
“•Depressie (volwassenen).
•Paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst.
•Obsessieve compulsieve stoornissen (heroptredende storende gedachten of gedragingen) : SSRIs.
•Bedwateren: Uitzonderlijk nog imipramine of amitriptyline na falen van andere therapie.
•Neuropathische pijn: Tricyclische.”
Noradrenaline-en serotonine-heropnameremmers
BIJWERKINGEN
“Vooral de tricyclische en aanverwante antidepressia blokkeren dezelfde receptortypes als de fenothiazine-antipsychotica met dezelfde bijwerkingen tot gevolg, nl. orthostatische hypotensie, anticholinerge symptomen en sedatie (bij sommige producten is er nochtans geen sederend of zelfs een licht activerend effect, bv nortriptyline).
Bovendien hebben ze een kinidine-achtig (of lokaal anesthetisch) effect : blokkade van Na+-kanalen met mogelijk cardiale ritmestoornissen tot gevolg.
Bij associatie met MAO-inhibitoren en andere sympathicomimetische stoffen: bloeddrukstijging.
SSRIs veroorzaken minder bijwerkingen.
Frequent zijn gastro-intestinale symptomen zoals nausea.
Bij hoge dosissen, vooral in combinatie met andere serotoninerge farmaca (bv antidepressiva van de eerste groep, MAO-inhibitoren): serotoninesyndroom met hyperthermie, spierstijfheid, myoclonieën, cardiovasculaire collaps.
Voor fluoxetine werden verhoogde agressie en geweld gemeld, maar dit werd niet bevestigd in gecontroleerde
Inhibitie van bepaalde CYP450-iso-enzymeno.a. CYP2D6 en CYP3A4 waardoor de afbraak van o.a. antidepressiva van de eerste groep, fenytoïne, warfarine wordt geremd”