Woordjes Tekst 5.B Flashcards
1
Q
lacrimare
A
huilen
2
Q
dubitare
A
aarzelen
3
Q
telum
A
pijl, werpspies
4
Q
mittere
A
zenden
5
Q
cadere
A
vallen, dood neervallen
6
Q
frustra
A
tevergeefs
7
Q
quique onverbuigb.
A
vijf
8
Q
necare
A
doden
9
Q
protegere
A
beschermen
10
Q
desinere
A
ophouden
11
Q
relinquere
A
verlaten, achterlaten, overlaten
12
Q
parcere + dat.
A
sparen
13
Q
rogare
A
vragen
14
Q
iam
A
al, reeds
15
Q
non iam
A
niet meer