Woordjes Tekst 8.B Flashcards
1
Q
Aeneas, am acc. (groep 1)
A
Aeneas
2
Q
Aeneas, am acc. (groep 1)
A
Aeneas
3
Q
somnus
A
slaap
4
Q
apparere
A
verschijnen
5
Q
hostis, es
A
vijand
6
Q
habere
A
hebben, houden
7
Q
arma mv (groep 2)
A
wapens
8
Q
Penates mv (groep 3)
A
Penaten (huisgoden)
9
Q
auxilium
A
hulp
10
Q
condere
A
1 (op)bergen
2 stichten
11
Q
lectus
A
bed
12
Q
surrexi
A
pf van surgere; oprijzen, opstaan
13
Q
surgere
A
oprijzen, opstaan
14
Q
ii
A
pf van ire: gaan
15
Q
ire
A
gaan
16
Q
instare + dat.
A
achterna zitten
17
Q
via
A
weg, straat
18
Q
clamor, ores
A
geschreeuw, kreet
19
Q
cepi
A
pf van capere/io: nemen
20
Q
turba
A
menigte
21
Q
ad + acc.
A
1 naar, tot aan 2 bij (bij ww van rust)
22
Q
regia
A
paleis
23
Q
ara
A
altaar
24
Q
horrui
A
pf van horrere: huiveren
25
statui
pf van statuere: besluiten
26
statuere
besluiten
27
somnus
slaap
28
apparere
verschijnen
29
hostis, es
vijand
30
habere
hebben, houden
31
arma mv (groep 2)
wapens
32
Penates mv (groep 3)
Penaten (huisgoden)
33
auxilium
hulp
34
condere
1 (op)bergen
| 2 stichten
35
lectus
bed
36
surrexi
pf van surgere; oprijzen, opstaan
37
surgere
oprijzen, opstaan
38
ii
pf van ire: gaan
39
ire
gaan
40
instare + dat.
achterna zitten
41
via
weg, straat
42
clamor, ores
geschreeuw, kreet
43
cepi
pf van capere/io: nemen
44
turba
menigte
45
ad + acc.
```
1 naar, tot aan
2 bij (bij ww van rust)
```
46
regia
paleis
47
ara
altaar
48
horrui
pf van horrere: huiveren
49
statui
pf van statuere: besluiten
50
statuere
besluiten