Woordjes Tekst 6.B Flashcards
1
Q
quaerere
A
zoeken
2
Q
iacere
A
liggen
3
Q
vocare
A
roepen
4
Q
fui
A
pf van esse: zijn
5
Q
fugi
A
pf van fugere/io: vluchten
6
Q
aspicere/io
A
aanschouwen, zien
7
Q
respondi
A
pf van respondere: antwoorden
8
Q
nec
A
en niet
9
Q
traxi
A
pf van trahere: trekken
10
Q
dixi
A
pf van dicere: zeggen
11
Q
vetui
A
pf van vetare: verbieden
12
Q
vetare
A
verbieden
13
Q
amor, ores
A
liefde
14
Q
sepulcrum
A
graf
15
Q
condere
A
(ver)bergen