Woordenschat Flashcards

1
Q

psychopathisch

A

abnormale persoonlijkheid die leidt tot crimineel gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pedagogisch

A

opvoedkundig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de poll

A

enquête, opiniepeiling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de discriminatie

A

iemand anders behandelen op basis van ras, geslacht, leeftijd enzovoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het kannibalisme

A

het eten van mensenvlees door mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kanaliseren van emoties

A

in goede banen leiden zodat de gevoelens minder extreem worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ventileren

A

in het openbaar bespreken, uiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de moraal

A

les

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

scabreus

A

gewaagd, schunnig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ongehavend

A

heel, onbeschadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de roekeloosheid

A

overmoed, iets doen zonder nadenken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pamperen

A

in de watten leggen, verwennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

luguber

A

heel griezelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gebaat zijn bij

A

er iets aan hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dominant

A

overheersend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

alfabetiseringsgraad

A

het percentage van de bevolking dat kan lezen en schrijven

17
Q

gefundeerd

A

onderbouwd, van goede argumenten voorzien

18
Q

tactiek

A

uitgewerkt plan, manier om iets aan te pakken

19
Q

polarisatie

A

het versterken van tegenstellingen, het verscherpen van uiterste meningen

20
Q

kanaliseren

A

in geregelde banen leiden

21
Q

suïcide

22
Q

hoogleraar

23
Q

pedagogisch

A

opvoedkundig

24
Q

naderen

A

dichterbij komen

25
Q

ventileren

A

je gevoelens en meningen uiten

26
Q

functioneel

A

geschikt voor een bepaalde taak of functie

27
Q

urgentie

A

dringend/ hoognodig

28
Q

discriminatie

A

mensen anders behandelen obv bepaalde kenmerken

29
Q

bladspiegel

A

beschrijft de totale indeling van een pagina

30
Q

lovend

A

prijzen, eer bewijzen

31
Q

participeren

A

meedoen aan iets

32
Q

manipuleren

A

macht krijgen over iemand door misleidende, psychologische spelletjes

33
Q

moraliseren

A

je bent erop uit om de regels en maatstaven ook aan anderen op te leggen