Les 9: het sprookje Flashcards

sociologische benadering

1
Q

in welke sociale situaties ontstonden sprookjes?

A

in de landelijke onderste sociale lagen, in grenzeloze armoede omringd door allerlei gevaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe verklaar je dan de gruwelijkheden in de originele sprookjes?

A

de wreedheid en agressie in sprookjes zou dan te maken hebben met feodale toestanden, harde sociale repressie, gevoelens van onderdrukking. Die gruwelijkheden werden ook gezien als een uitlaatklep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe interpreteer je dan de fantasie in sprookjes?

A

via een ‘onmogelijk’ verhaaltje droomden de zwakkeren en onderdrukten van een beter leven
- wegdroomfunctie
- escapisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe verklaar je dan de goede afloop of het happy end van vele sprookjes

A
  • wishful thinking: eventjes de hoop op een betere toekomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

theorieën tegen gruwelijke sprookjes

A

imitatietheorie: dat kinderen de wreedheden uit de sprookjes zouden nabootsen, of althans dat ze geweld en wreedheid als vanzelfsprekend gaan aanvaarden

angsttheorie: is bekommerd om het psychisch evenwicht van het kind en vreest dat de sprookjes angst veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

theorieën voor gruwelijke sprookjes

A

catharsistheorie: door de sprookjes ‘zuivert’ het kind zich van allerlei onbewuste haatgevoelens, jaloezie,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly