Les 9 het sprookje Flashcards

1
Q

sprookjes

A

verhalen die vandaag aan kinderen verteld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

etymologie

A

woordafkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

etymologische verklaring

A

het woord ‘sprookje’ is afgeleid van het middeleeuwse ‘sproke’, dat verhaal of vertelling betekent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wie?

A
  • fantasierijke personages
  • voorstelling:
  • soortnamen (universeel)
  • metaforische namen (karakter of fysieke eigenschap)
  • zwart-wittekening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar?/ wanneer?

A
  • ER was EENS (kasteel, bos)
  • universele
  • symbolische: gevaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

structuur/ opbouw?

A
  • eenvoudig (chronologisch)
  • gelijkaardig (expositie, probleem, zoektocht, eind goed al goed)
  • getallensymboliek
  • herhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

thema?

A
  • goed versus kwaad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

volkssprookjes

A
  • doelpubliek: volwassen-> kinderen
  • volksverhalen
  • <orale verteltraditie
  • -> onbekende auteur
  • doel: waarschuwing/ moraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cultuursprookjes

A
  • <19e eeuw
  • neergepend door een auteur
  • doel: satirisch/ eigen visie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly