soorten zinnen Flashcards

1
Q

vragende zin

A

kun je met ja/ nee vraag beantwoorden
begint altijd met de persoonsvorm
die omkering van het onderwerp en de persoonsvorm
= inversie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

mededelende zin

A

bevat altijd een onderwerp en persoonsvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bevelende zin of imperatief

A

je geeft iemand een bevel, een opdracht, een intstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitroepende zin

A

drukt een gevoel uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ontkennende zin

A

dit is geen lekkere spaghetti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bevestigende zin

A

dit is lekkere spaghetti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

passieve zin

A

je wilt dat onderwerp om een of andere reden niet te veel aandacht geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

actieve zin

A

als het onderwerp effectief doet wat het gezegde uitdrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

enkelvoudige zin

A

een zin met 1 persoonsvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

samengestelde zin

A

een zin met meer dan 1 persoonsvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nevenschikking

A

hoofdzinnen
de persoonsvorm staat vooraan of na het eerste zinsdeel
hoofdzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door nevenschikkende voegwoorden en, maar, want en of

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onderschikking

A

een hoofdzin en een bijzin
de persoonsvorm staat achteraan
een bijzin begint bijna altijd met een verbindingswoord
bijzinnen kun je benoemen als zinsdelen en zinsdeelstukken.
Ze zijn ondergeschikt aan de hoofdzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly