Woorden in context - 300 à 400 Flashcards
c’est un jour très particulieraujourd’hui
het is vandaag een heel bijzonder dag
j’aime les animaux; en particulier les chats
ik hou van dieren; in het bijzonder poezen
n’oublie surtout pas
vergeet vooral niet
assez
nogal
d’autant plus
te meer
assez; suffisant
genoeg
j’en ai assez
ik heb er genoeg van
presque
bijna
complètement
helemaal
tout seul; comme un grand
helemaal alleen
ne dormir que 5 heures par nuit
5 uur per nacht slechts slapen
du moins
tenminste ou althans
environ
ongeveer
quel âge a t-il
hoe oud is hij
à peu près comprendre
ongeveer begrijpen
le film dure exactement 1’20’‘20’’’
de film duurt precies 1 uur twintig minuten en twintig minuten
normal
normaal; normaler; normaalst
sorte; espèce
de soort; de soorten
chose
het ding; de dingen
forme
de vorm; de vormen
être en forme
in vorm zijn
plat
plat ou vlak
dikwijls
fréquent
à plat au sol
plat op de grond
même (au dessus de ce qu’on attend)
zelfs
ligne
de lijn; de lijnen
carré
het vierkant; de vierkanten
venir en bus
met de bus komen
dans les grandes lignes
in grote lijnen
ligne; silhouette
de lijn
droit
recht; rechter; rechtst
chaud
warm; warmer; warmst
froid
koud; kouder; koudst
allumer le chauffage
de verwarming aanzetten (zette aan; heeft aangezet)
couleur
de kleur; de kleuren
blanc
wit; witter; de witst
noir
zwart; zwarter; zwartst
bleu
blauw; blauwer; blauwst
brun
bruin; bruiner; bruinst
jaune
geel; geler; geelst