Leçon 20 à 30 Flashcards
quelle sorte de?
wat voor?
petite boite
het doosje, dossjes
sel
het zout
grain
de korrel, korrels
relevé, épicé
pittig
salé
zout
bonbon à la réglisse
het dropje, dropjes
quantité
de hoeveelheid, hoeveelheiden
rien
niets
un peu
beaucoup
een beetje
veel
tous, tout
alle
compter
tellen, telde, heeft geteld
cabinet médical
de dokterspraktijk, praktijken
chambre à coucher
de slaapkamer, kamers
salon
de huiskamer, kamers
chaise
de stoel, stoelen
mur
de muur, muren
bibliothèque (meuble)
de boekenkast, boekenkasten
conserver, garder
bewaren
téléviseur
de televisie, televisies
aquarium
het aquarium, aquaria
tapis
het tapijt, de tapijten
sol, plancher
de grond, gronden
tableau de peinture
het schilderij, schilderijen
cuisine
de keuken, keukens
couloir
de gang, gangen
grenier
de zolder, zolders
affaires (objet)
de spullen
cave
de kelder, kelders
toilettes
de toiletten
balcon
het balkon, balkons
salle de bain
de badkamer, badkamers
soleil
de zon, zonnen
étoile
de ster, sterren