woorden hoofdstuk 1 Flashcards
1
Q
je suis
A
ik volg
2
Q
j’envoie
A
ik stuur
3
Q
créer
A
(aan) maken
4
Q
le compte
A
het account
5
Q
utiliser
A
gebruiken
6
Q
ajouter
A
toevoegen
7
Q
laisser
A
achterlaten
8
Q
le commentaire
A
het bericht
9
Q
ik volg
A
je suis
10
Q
ik stuur
A
j’envoie
11
Q
(aan) maken
A
créer
12
Q
het account
A
le compte
13
Q
gebruiken
A
utiliser
14
Q
toevoegen
A
ajouter
15
Q
achterlaten
A
laisser
16
Q
het bericht
A
le commentaire
17
Q
télécharger
A
downloaden
18
Q
l’appli
A
de app