hoofdstuk 3 woorden a-b Flashcards
le pantalon
de broek
la jupe
de rok
la robe
de jurk
le pull
de trui
les chaussures
de schoenen
de broek
le pantalon
de rok
la jupe
de jurk
la robe
de trui
le pull
de schoenen
les chaussures
de kledingmaat
la taille
passen, proberen
essayer
de markt
le marché
het kledingstuk
le vêtement
twijfelen
hésiter
la taille
de kledingmaat
essayer
passen, proberen
le marché
de markt
le vêtement
het kledingstuk
hésiter
twijfelen
un peu
een beetje
vraiment
echt, werkelijk
moche
lelijk
branché(e)
hip, in de mode
sportif, sportive
sportief
een beetje
un peu
echt werkelijk
vraiment
lelijk
moche
hip, in de mode
branché(e)
sportief
sportif, sportive
l’anniversaire
de verjaardag
d’abord
eerst
ensuite
daarna
prendre rendez-vous
afspreken
viens!
kom!
de verjaardag
l’anniversaire
eerst
d’abord
daarna
ensuite
afspreken
prendre rendez-vous
kom!
viens!
comment tu trouves ce jean blue?
hoe vind u deze blauwe spijkerbroek?
il est pas mal. il coute combien?
hij is niet slecht. Hoeveel kost hij?
il coute trente euros. (seulement)
hij kost (maar) dertig euro.
hoe vind u deze blauwe spijkerbroek?
comment tu trouves ce jean bleu?
hij is niet slecht. hoeveel kost hij?
il est pas mal. Il coute combien?
hij kost (maar) dertig euro.
il coute trente euro. (seulement)
ce n’est pas cher.
dat is niet duur
tu fais quelle taille?
welke maat heb je?
je fais du S ou du M.
ik heb S of M.
dat is niet duur.
ce n’est pas cher.
welke maat heb je?
tu fais quelle taille?
ik heb S of M
je fais du S ou du M
le sac
de tas
le T-shirt
het T-shirt
les lunettes de soleil
de zonnebril
les baskets
de sportschoenen
les bottes
de laarzen
de tas
le sac
het T-shirt
le T-shirt
de zonnebril
les lunettes de soleil
de sportschoenen
les baskets
de laarzen
les bottes
faire du shopping
shoppen, winkelen
avoir besoin de
nodig hebben
l’argent (de poche)
het (zak) geld
dépenser
uitgeven
le magasin
de winkel
shoppen, winkelen
faire du shopping
nodig hebben
avoir besoin de
het (zak) geld
l’argent (de poche)
uitgeven
dépenser
de winkel
le magasin
la chose
het ding
utile
nuttig
rigolo, rigolotte
lollig
drôle
grappig
néssesaire
noodzakelijk
het ding
la chose
nuttig
utile
lollig
rigolo, rigolotte
grappig
drôle
noodzakelijk
néssesaire
souvent
vaak
assez
nogal, genoeg
tout de suite
direct, meteen
la semaine
de week
mettre
aantrekken, aandoen
vaak
souvent
nogal, genoeg
assez
direct, meteen
tout de suite
de week
la semaine
aantrekken, aandoen
mettre
on va dans ce magasin
gaan we deze winkel in?
bonne idée! tu veux acheter quelque chose?
goed idee! wil je iets kopen?
oui, je voudrais acheter un nouveau jean.
ja, ik wil graag een nieuwe spijkerbroek kopen.
gaan we deze winkel in?
on va dans ce magasin?
goed idee! wil je iets kopen?
bonne idée! tu veux acheter quelque chose?
ja, ik wil graag een nieuwe spijkerbroek kopen.
oui, je voudrais acheter un nouveau jean.
je vais l’essayer.
ik ga hem passen.
voilà, un M
hier is een M
dommage, il est trop grand.
jammer, hij is te groot.
ik ga hem passen.
je vais l’essayer.
hier is een M.
voilà, un M
jammer, hij is te groot.
dommage, il est trop grand.
