Hoofdstuk 2 E-F-G Flashcards
1
Q
relaxant
A
Ontspannend
2
Q
Passionnant
A
Boeiend
3
Q
amusant
A
Vermakelijk
4
Q
ça me plait
A
Dat bevalt me
5
Q
ça me rend fou
A
Dat maakt me gek
6
Q
énervinant
A
Iritant
7
Q
nul
A
Waardeloos
8
Q
affreux
A
Afgrijselijk
9
Q
garder (quelqu’un)
A
Op (iemand) passen
10
Q
sortir le chien
A
De hond uitlaten
11
Q
ranger ma chambre
A
Mijn kamer opruimen
12
Q
chanter
A
Zingen
13
Q
être actif
A
Actief zijn
14
Q
être sportif
A
Sportief zijn
15
Q
être créatif
A
Creatief zijn