Wetenschappelijk realisme-debat Flashcards

1
Q

Wat houdt het wetenschappelijk realisme-debat in?

A

Dit is een relatief recente filosofische kwestie die vrij abstract is. Het gaat over wat de ontologische (wat is er?) status van theoretische entiteiten is. Theoretische entiteiten zijn dingen die gepostuleerd zijn door een theorie, maar die niet zintuiglijk waarneembaar zijn: atomen of zwarte gaten bijv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie posities zijn er in het debat?

A
  1. Het realisme
  2. Het instrumentalisme
  3. Het agnosticisme.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het realisme?

A

Het realisme is een positie die zegt dat theoretische entiteiten echt bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het instrumentalisme?

A

Het instrumentalisme is een positie die zegt dat theoretische entiteiten niet bestaan. Een theorie is geen beschrijving van de werkelijkheid, het is slechts een instrument. Een theorie heeft geen waarheidswaarde. Het is een hulpmiddel om verschijnselen te kunnen voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het agnosticisme?

A

Dit is een positie die van Fraassen inneemt. Hij stelt dat we niets zinnigs kunnen zeggen over theoretische entiteiten. Misschien bestaan ze, misschien bestaan ze niet. Hij onthoudt zich van een oordeel: het is niet nodig om hier een antwoord op te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat geeft een theorie nog meer aan?

A

De observeerbare dingen en de onobserveerbare dingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zegt het realisme over de observeerbare en onobserveerbare dingen?

A

Een wetenschappelijk realist zou zeggen dat de wetenschap op alle gebieden onobserveerbaar en observeerbaar zijn en dat het allemaal even echt is. De realist is een soort avonturier op zoek naar de waarheid binnen de wetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zegt het instrumentalisme/logisch positivisme over de observeerbare dingen en de onobserveerbare dingen?

A

Ook de logisch positivisten namen deze positie in. Tussen de jaren 20 en 80 hadden zij voornamelijk de overhand. Zij stellen dat we alleen het observeerbare daadwerkelijk kunnen onderzoeken. Anders doe je aan metafysica en dat wordt afgeschaft door het logisch positivisme. Ze maakten een onderscheid tussen observatie uitspraken en een theoretische uitspraak die men niet kan onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is de positie van het realisme recent?

A

Eerst hielden veel mensen het logisch positivisme/instrumentalisme aan. Toen het logisch positivisme onderging, zagen filosofen in dat theorie en observatie altijd door elkaar lopen. Observatie is niet alleen nodig voor het maken van waarheidsuitspraken, je hebt er ook een theorie voor nodig. Dan zien we de opkomst van het wetenschappelijke realisme: theoretische entiteiten zijn echt!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee motieven heeft het wetenschappelijk realisme?

A
  1. Theorieën gaan over de werkelijkheid, uitspraken zijn waar of onwaar. Je moet ze letterlijk nemen, het is niet slechts een instrument het heeft een waarheidswaarde.
  2. Er zijn soms goede redenen om te geloven dat een theorie bij benadering waar is (er is nooit zekerheid!). Wetenschap gaat altijd door, vandaar bij benadering.

Het instrumentalisme ontkent het eerste motief.
Van Fraassen ontkent het tweede motief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de drie belangrijkste argumenten voor het wetenschappelijk realisme?

A
  1. Consilience (samenkomen): als een theorie wordt bevestigd door verschillende experimenten die samenkomen dan is het aannemelijk dat die theorie bij benadering klopt.
  2. Ze hebben methodologisch voordeel boven instrumentalisme, omdat realisme geïnteresseerd zijn in ontwikkelingen, ontdekkingen en waarheden binnen de wetenschap.
  3. Het succesargument/no-miracle argument: de wetenschappelijk realisme is onder de indruk van het succes van een wetenschap vooral van de natuurwetenschappen (volwassen wetenschappen). Dat speculaire succes moet naar ware dingen verwijzen. De beste verklaring van de volwassen wetenschappen is dus dat ze bij benadering waar zijn en naar werkelijke dingen in de wereld verwijzen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zegt Putnam over het positieve argument waardoor het wetenschappelijk realisme succes van wetenschappen kan verklaren?

A

Een instrumentalist heeft geen verklaring van succes, doordat theorieën niets kunnen zeggen over de diepere lagen van de werkelijkheid. Die positie kan alleen zeggen dat het een wonder is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke kritiek heeft Peirce op het succesargument van het wetenschappelijk realisme?

A

Het succesargument heeft de vorm van een abductie, het is abductief redeneren. Het is verwant aan inductie. Het is niet logisch sluitend, omdat de conclusie verder reikt dan de premissen toelaten. Abductie wordt de inference to the best explanation genoemd (IBE). We willen iets verklaren en we zoeken naar de beste verklaring voor een bepaald fenomeen. Als we de beste verklaring gevonden hebben, zoeken we niet verder. In dit geval zoeken we naar de beste verklaring voor het succes van wetenschappen. We willen dat theorieën waar zijn en dat ze verwijzen naar entiteiten in de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is het succesargument volgens critici niet solide?

A

Sommige critici zeggen dat het succesargument een drogreden is, omdat het wetenschappelijk realisme een ophelderende variant van modus ponens is (als A dan B, A dus B). Het is een bevestigende wijze. Maar het wetenschappelijke realisme doet: als een theorie bij benadering waar is dan hebben we succes. We hebben succes, dan dan hebben we een theorie die bij benadering waar is. Deze variant is natuurlijk ongeldig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zegt Larry Laudan?

A

Laudan is een criticus van het wetenschappelijk realisme. Hij heeft een lijst gemaakt, Laudans list, van theorieën die vroeger erg succesvol waren maar tegenwoordig ontkracht zijn. Ze leken naar entiteiten in de werkelijkheid te verwijzen, maar dat helemaal niet zo. Er staan een heleboel theorieën op die dus helemaal niet waar waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe reageren enkele wetenschappelijk realisten op Laudans list?

A

Sommige theorieën hebben het lang volgehouden, maar waren deze theorieën werkelijk succesvol? Ze hebben gewoon geen alternatief gehad. Het vermeende succes van de theorieën is niet te vergelijken met het succes van onze huidige wetenschap. Ze hebben het volgehouden, omdat ze niet anders konden bedenken in die tijd. Dat betekent niet dat ze succesvol waren.

Dus: nieuwe discussie ‘Wat betekent succes?’

17
Q

Wat zegt van Fraassen over de nieuwe discussie?

A

Al het gespeculeer over vermeend succes en of iets waar is als het succesvol is, leidt nergens toe. Succes is gewoon bruut succes. Het vraagt niet om een metafysische verklaring. Het is niet raar dat sommige theorieën succesvol zijn, het is een soort survival of the uittest. De theorieën die empirisch succesvol zijn kunnen het beste verklaren, daar hebben we geen metafysische verklaring voor nodig.

18
Q

Waar moet een theorie aan voldoen volgens van Fraassen?

A

Een theorie hoeft alleen empirisch adequaat te zijn. Als een theorie allerlei zaken kan voorspellen, dan is ze empirisch succesvol. Dat is voldoende om de theorie te accepteren. Daar bovenop hoef je niet perse te geloven dat een theorie waar is. Daarom beperkt van Fraassen zich tot de overtuiging dat een theorie empirisch adequaat moet zijn.

19
Q

Wat is een verschil tussen van Fraassen en het instrumentalisme?

A

Van Fraassen neemt theorieën wel letterlijk, het probeert iets te zeggen over de werkelijkheid. Maar we hebben geen goede reden om aan te nemen of een theorie klopt. Het is geen instrument om zaken in de werkelijkheid aan te tonen, een theorie doet er letterijk toe.

20
Q

Welke positie neemt van Fraassen in?

A

Hij noemt het zelf het constructief empirisme. Het is constructief omdat wetenschappelijk theorieën constructies zijn. We maken theorieën die we laten aansluiten op de verschijnselen. Het gaat erom dat de theorie iets kan verklaren, maar het maakt niet uit of de theorie überhaupt waar is (agnostisch). Dat een theorie empirisch adequaat is, is voldoende. Het is empiristisch, want hij was een empirist.

21
Q

Welke overeenkomst heeft van Fraassen met het scheermes van Ockham?

A

Eigenlijk past van Fraassen het scheermes van Ockham toe. Alle niet evidente aannames moeten worden weggehaald. Gebruik zo min mogelijk aannames in je theorieën. Een aansporing om zo spaarzaam mogelijk te zijn.

22
Q

Waarom blijft van Fraassen agnostisch?

A

De reden hiervoor is een les in bescheidenheid. We dachten dat theorieën vaak succesvol waren, maar steeds werd duidelijk dat ze niet klopten. Vroeg of laat zal dat met elke theorie zo gaan. Een tweede reden is het probleem van onderdeterminatie: op basis van empirische data kunnen we altijd meerdere theorieën ontwikkelen. Welke theorie is dan juist? Het schept geen duidelijkheid, ze zijn compatibel op basis van dezelfde empirische data.

23
Q

Wat zijn de twee vormen van het hedendaagse wetenschappelijk realisme?

A
  1. Entiteiten realisme: onze huidige theorieën zijn niet bij benadering waar. De entiteiten bestaan echter wel. De theorie omtrent atomen zal waarschijnlijk niet waar zijn, maar atomen bestaan wel. We kunnen atomen manipuleren. De maatstaf voor de werkelijkheid is manipuleerbaarheid, niet observeerbaarheid.
  2. Comparatief realisme: onze huidige theorieën zijn niet bij benadering waar, maar ze zijn dichterbij de werkelijkheid dan oude theorieën.

Deze vormen zijn een stuk bescheidener.

24
Q

Welke twee kritiekpunten kreeg van Fraassen?

A
  1. Het onderscheid tussen onobserveerbaarheid en observeerbaarheid is vaag. De maatstaf voor van Fraassen is het menselijke zintuig zien. Wat we niet zien met het blote oog is onbetrouwbaar, een microscoop is bijv. slechts een instrument en onbetrouwbaar.
  2. Waarom zou je ontologie afhankelijk maken van het menselijk kenapparaat? Als de evolutie anders gelopen was, hadden we misschien een andere ontologie gehad. De toevallige eigenschappen van het menselijk kenapparaat is niet voldoende om de ontologie te bepalen.