Instructiecollege Flashcards

1
Q

Wat is het demarcatieprobleem?

A

Wetenschapsfilosofie houdt zich bezig met de grens tussen goede en pseudo (slechte) wetenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is objectivisme?

A

Het idee dat er objectieve waarheid, feiten en kennis bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is relativisme?

A

Het idee dat er geen objectieve waarheid, feiten en kennis bestaat. “Wat waar is en wat voor waar wordt gedacht, is afhankelijk van de sociale context”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de drie disciplines van filosofie?

A
  1. zijn: metafysica.
  2. kennen: epistemologie.
  3. handelen: ethiek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom behoort Plato tot het rationalisme?

A

Plato gelooft dat betrouwbare kennis bestaat en het verstand/de rede er de bron voor is. De kennis zit in de Ideeën. We moeten ons niet laten leiden door onze zintuigen, want onze zintuigen kunnen niet tot kennis komen. Grote associatie met wiskunde: voor wiskunde heb je geen zintuigen nodig. Je kunt tot kennis komen zonder de zintuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom behoort Aristoteles tot het empirisme?

A

Aristoteles gelooft dat er betrouwbare kennis bestaat en dat de zintuigen er de bron van zijn. Het idee dat ten grondslag ligt is: tabula rasa. We worden allemaal geboren als een ongeschreven blad, zonder kennis. Kennis moet je vergaren via zintuiglijke ervaring. Kritiek op Plato: de wereld om ons heen vormt wel degelijk de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom behoort Descartes tot het rationalisme?

A

Descartes wilde een nieuwe start maken en een solide fundament nodig waarop hij kon bouwen. De kennisleer heeft volgens hem de taak een solide fundament neer te leggen, waar de filosofie op kan bouwen. Cogito ergo Sum: Ik denk, dus ik besta. Waar men niet aan kan twijfelen is de twijfel zelf. Typisch rationalistisch want Descartes vertrouwd op zijn ratio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een overeenkomst tussen Descartes en Plato?

A

Beiden vinden dat onze zintuigen ons bedriegen. Volgens Descartes kan het te maken hebben met hallucinatie of met dromen, maar dat maakt de kennis van de zintuigen niet zeker. Zelfs wiskundige kennis kan niet betrouwbaar zijn, want een evil demon kan mij verschijnselen aantonen die mij bedriegen. Volgens Plato kunnen we alleen vertrouwen op de Ideeënwereld, want alles wat wij zien in de materiële wereld is imperfect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het gedachte-experiment van de evil scientist?

A

Stiekem heeft hij je brein aangesloten aan allemaal draadjes, waar hij jou laat denken dat je echt iets mee neemt. Kun je bewijzen dat je geen brein in een vat bent? Stel dat je een brein in een vat bent, geldt Cogito ergo Sum nog steeds. Ook al ben je niet werkelijk hier dan kun je nog steeds overal aan twijfelen. Je kunt misleid worden, maar dat neemt niet weg dat je niet kunt denken.
(hippe vervanging van de kwade demon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de primaire en secundaire kwaliteiten van Locke?

A

Primaire kwaliteiten: komen aan het ding zelf toe.
Secundaire kwaliteiten: bestaan in hoeverre ze door iemand worden waargenomen.

Vb. er ligt een sinaasappel op de fruitschaal. Het feit dat hij daar alleen ligt (aantal) en dat hij rond is (vorm) is een primaire kwaliteit. Maar de sinaasappel heeft ook een kleur en een smaak en dat is een secundaire kwaliteit, in zoverre wij er zintuiglijke waarnemingen aan toe schrijven. Ze bestaan niet in het object, maar in de kenner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Berkeley’s kritiek op Locke?

A

Als Locke beter had nagedacht had hij geconcludeerd dat ook de primaire kwaliteiten afhankelijk zijn van de kenner. Met andere woorden de hele externe wereld die wij ervaren is afhankelijk van een waarnemende geest. Als je die toeschouwer weghaalt, is ook de hele wereld om ons heen verdwenen. In dit opzicht kan Berkeley beschouwd worden als een idealisme: de werkelijkheid is geestelijke van aard, zit in de geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is er problematisch aan Berkeley’s idee? Hoe reageert hij erop?

A

De wereld verdwijnt echt niet als wij even de ogen dicht doen en de neus en oren dichtstoppen.

Reactie Berkeley: zelfs als er geen levende wezens meer zijn dan zou de wereld nog bestaat, omdat God de wereld zou aanschouwen: alles bestaat in de geest van God.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zegt Hume en waarom is hij een empirist?

A

Onze geest is bij onze geboorte een tabula rasa. Alle kennis moet via zintuiglijke waarneming binnenkomen. Hij is een empirist, want we verlenen kennis door middel van onze zintuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg Hume’s vork uit.

A
  1. Matters of fact: uitspraken over feiten in de wereld.
    -Synthetisch: een uitspraak waar meer informatie in zit dan dat puur in een predikaat en een subject zit.
    -A posteriori: nadat we gekeken hebben in de wereld, komen we erachter of dergelijke uitspraken waar of onwaar zijn.
    -Contingent: het had ook anders kunnen zijn, het is geen noodzakelijke waarheid.
    Vb: er zitten meer dan 30 mensen in het lokaal in het Spinozagebouw. Deze uitspraak is waar of onwaar afhankelijk van de situatie. De uitspraak zegt iets over de feiten in de wereld.
  2. Relations of ideas: uitspraken over de betekenis van de termen die je gebruikt.
    -Analytisch: het predikaat (de eigenschap) zit al in het subject opgesloten. Het voegt geen nieuwe kennis toe, zegt slechts iets over de woorden die je gebruikt.
    -A priori: we weten al van te voren of het waar is.
    -Noodzakelijk: als we dit niet hebben, dan doen we onze uitspraken geen waar en eindigen we in contradicties.
    Vb: alle vrijgezellen zijn ongetrouwd of cirkels zijn rond.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is Kant belangrijk in het debat tussen rationalisme en empiristen?

A

Kant is heel belangrijk, omdat hij het rationalisme en het empirisme met elkaar wil verenigen. Kant zegt dat de rationalisme zich vergist, want ze hebben de rol van de zintuigen onderschat. De empirisme hebben de rol van het verstand, de ratio, onderschat. Beiden zijn nodig! Pas wanneer het verstand en de zintuigen samenwerken, kan er pas kennis ontstaan. De zintuigen leveren de ruwe input van kennis en het verstand geeft een bepaalde structuur aan de kennis. Kant heeft zijn belangrijkste werk ‘kritiek van de zuivere rede’ gebaseerd op de empirische kenleer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat moet Hume toevoegen aan zijn vork volgens Kant?

A

Synthetisch A priori: het zegt iets over de wereld en we weten dat voorafgaand aan de ervaring. Voorafgaand aan de ervaring kunnen we dus als iets weten over de werkelijkheid. Dit heeft betrekking op Kants vereniging van rationalisme en empirisme.

17
Q

Wat wordt er bedoelt met de Copernicaanse wending van Kant’s kenleer?

A

De moeder van elke wetenschappelijke revolutie; een radicaal omslagpunt binnen de wetenschap (Copernicaanse wending). Onze ratio en onze zintuigen vormen het kenapparaat. Niet alleen het kenapparaat richt zich tot de wereld, de wereld richt zich ook tot ons kenapparaat. De elementaire structuren die we in de wereld aantreffen heeft geen eigenschappen op zichzelf, dit is juist een invloed van ons kenapparaat in de wereld.

18
Q

Welke kritiek krijgt Kant?

A
  1. Kants kenleer komt niet overeen met de ontwikkelingen binnen (natuur)wetenschappen. Kant beweerde dat de wereld in drie dimensies zichtbaar was. Einstein toont later aan dat het er maar een was.
  2. De Wiener Kreis schaft de synthetisch a priori af.
19
Q

Wie waren er empiristen?

A

Locke, Berkeley en Hume.

20
Q

Wie waren er rationalisten?

A

Descartes, Spinoza en Leibniz.