Donald Davidson (1917-2003) Flashcards
Wat is een conceptueel schema?
Het is een systeem van taal en concepten waarmee wij de wereld ordenen en benoemen, een soort denkraam. Dit geldt voor al onze concepten en is daarom breder dan een paradigma dat alleen gericht is op wetenschap.
Wat zeggen filosofen over conceptuele schema’s?
- Conceptuele schema’s kunnen incommensurabel zijn: lastig en helemaal niet tot elkaar te reduceren. We kunnen ze niet met elkaar vergelijken, want ze hebben niets met elkaar gemeen. Het zijn verschillende perspectieven (vergelijkbaar met Kuhn’s paradigma’s).
- De werkelijkheid is afhankelijk van een schema.
- We kunnen schema’s niet met elkaar vergelijken door (tijdelijk) buiten ons eigen schema te gaan.
Wat is conceptueel relativisme?
De claims van de filosofen over conceptuele schema’s leiden tot conceptueel relativisme. Wat waar is, is altijd relatief aan een bepaald conceptueel schema. We hebben geen objectieve maatstaf, dus we kunnen ze niet met elkaar vergelijken. Elk schema kent haar eigen feiten en haar eigen ontologie.
Leg het voorbeeld met de Hopi-indianen uit.
Whorf over de Hopi-indianen. Hoe wij de wereld ervaren, hangt af van welke taal je spreekt en welke concepten je gebruikt. Whorf is een Amerikaans taalkundige. Hij deed onderzoek over de Hopi-indianen die geen concept hebben van tijd. Zij hebben geen woord of concept voor tijd en tijdseenheden (seconde, uren, weken, heden, verleden en toekomst). De Hopi-indianen hebben blijkbaar een andere metafysica en ontologie dan ons zonder de notie van tijd en die tijd is dus niet deelbaar in tijdseenheden.
Waar heeft Davidson kritiek op?
Davidson heeft kritiek op het relativisme en het scepticisme. Als je het hebt over verschillende perspectieven dan ligt er een paradox ten grondslag. Je kunt pas over verschillende perspectieven praten als er een gezamenlijk coördinatensysteem is. Je kunt pas zeggen dat er verschillende perspectieven zijn als er iets is, waarop verschillen kunnen heersen. Zo’n gemeenschappelijk coördinatensysteem ondermijnt de argumenten van de relativisten, want misschien valt het wel mee. Misschien staan we dichterbij elkaar dan relativisten denken.
Waar komt de vraag of er radicale conceptuele schema’s ontstaan eigenlijk op neer?
De vraag komt eigenlijk neer op de vraag of er onvertaalbare talen bestaan. Op het eerste gezicht lijkt dit onmogelijk.
Wat zegt Davidson over onvertaalbare talen?
We moeten het idee van onvertaalbare talen loslaten. Het gedrag van een persoon telt alleen als taalgebruik als het vertaalbaar is. Dus de notie van een onvertaalbare taal is onzinnig. Taal en denken zijn één. Als een wezen klanken produceert die voor ons geen betekenis hebben, dan kunnen we dat wezen ook geen mentale toestanden toeschrijven. Dus het vermogen om te vertalen is geen bewijs voor het bestaan an een onvertaalbare taal, maar juist een bewijs voor de afwezigheid van een of andere taal.
Wat concludeert Davidson?
We moeten niet te snel meegaan in de claims van de relativisten. Zij stellen het te dramatisch voor: we leven niet in andere werelden, we verschillen slechts van woorden. Dus we leven slechts tussen verschillende woorden.
Is Davidson een objectivist of een relativist?
Davidson is een objectivist. Hij geeft juist kritiek op het relativisme.
Welke kritiek heeft Davidson op Quinne?
Quinne kent twee dogma’s, maar er is nog een derde dogma. Het onderscheid tussen conceptueel schema en empirische inhoudt (scheme versus content). Een soort onderscheid tussen taal en ervaring. Iets subjectiefs (van onszelf) tegenover iets objectiefs (van de wereld). Scheme en world zijn niet twee afzonderlijke dingen, maar lopen altijd door elkaar heen. Dit onderscheid is echter niet vol te houden, omdat ons denken al (causaal, semantisch en epistemologisch) met objectieve gebeurtenissen in de wereld verbonden is. De mind is tot stand gekomen door interactie met de wereld. Kennis van onszelf en van andere veronderstelt al kennis van de wereld. Er is sprake van een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie.
Waarom zijn klassiek filosofische vragen onzinnig?
Kan ik de wereld buiten mijn mind kennen? Bestaat een wereld buiten mijn geest? Hebben andere wezens een bewustzijn net als ik? Het suggereert dat er een privédomein is dat van jou is (kennis over onszelf). Davidson stelt dat de inhoud van je mind juist is ontstaan door interactie met anderen en de wereld buiten jou. Dus de causale geschiedenis van betrokkenheid die we met andere hebben is belangrijk! Dit is epistemologisch en semantisch bedoelt (verschil met Heidegger!!!). Dit kan worden beschouwd als een argument tegen het solisme: het idee dat alleen je eigen geest zeker is en de rest is allemaal onzeker.
Waarom is de notie van een conceptueel schema niet coherent (samenhangend)?
De triade van het zelf, de ander en de wereld de dichotomie (tweedeling) van de subjectief-objectief breekt. Het zijn geen afzonderlijke dingen, ze lopen juist door elkaar heen. Ze zijn causaal, epistemologisch en semantisch met elkaar verbonden.
Wat is het anomaal monisme?
Dit is de positie die Davidson aanneemt in het mind-bodyproblem. Dit houdt in dat er geen psychofysische wetten zijn, dat wil zeggen wetten die het fysische (neurale/hersenen) eenduidig met het mentale verbinden zijn er niet. Er bestaan fysische dingen (monisme), maar het mentale is niet wetmatig gerelateerd aan het fysische. Het is een niet-wetmatig monisme. Natuurlijk bestaan er correlaties tussen het fysische en het mentale, maar deze correlaties zijn niet wetmatig van aard.
Wat is een voorbeeld van anomaal monisme?
Stel ik heb trek in een koekje (mentale toestand), dan loop ik naar de keuken om de koekjestrommel te pakken. Mijn trek in een koekje veroorzaakt bepaalde fysische veranderingen in mijzelf (in mijn brein) en in de wereld (ik loop naar de keuken). Maar er zijn geen wetten die mijn trek in een koekje verbinden met deze fysische veranderingen. Daarom kunnen we mentale toestanden niet herleiden tot fysische toestanden. Ook al is alles fysisch volgens Davidson, kunnen we het mentale niet herleiden tot het fysische.
Waarom is Davidson een aanhanger van het niet-fysicalistisch reductionisme?
Hij denkt dat mentale toestanden niet gereduceerd kunnen worden tot het fysische. De afwezigheid van strikte wetten is een onoverkomelijke barrière voor elke poging om het mentale te herleiden tot het kader van een fysicalistische (neuro)wetenschap. Dit maakt ook dat de psychologie een autonome wetenschap wordt, want de psychologie (mentale) kan niet gereduceerd worden tot de hersenwetenschap (fysische).