Werkwijze therapeut Flashcards

1
Q

Wat zijn motivationele factoren?

A

Factoren die de interne toestand van het dier beïnvloeden, tezamen met de prikkel zorgen ze voor een gedragsreactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer kan een diagnose gesteld worden?

A

Het is belangrijk om te achterhalen welke oorzaken een rol spelen bij het probleemgedrag, pas daarna kan een diagnose gesteld worden en een behandelplan opgezet worden. Bij het instellen van een behandeling moet altijd gekeken worden of de motivationele factoren kunnen worden beïnvloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kunnen lichamelijke klachten meespelen in probleemgedrag?

A

Ja. Lichamelijke klachten zoals ziekten, verwondingen, honger en dorst kunnen meespelen in probleemgedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kunnen hormonen meespelen in probleemgedrag?

A

Ja. Hormonen kunnen ook een rol spelen, bijv in de pubertijd, intraspecifieke agressie naar seksgenoten, of het bewaken van het territorium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke motivationele factoren zijn er?

A
  • Lichamelijk
  • Erfelijk/aanleg
  • Socialisatie
  • Traumatische ervaring
  • Conditionering
  • Territorium
  • Verveling
  • Stress
  • Overig; kattenbakmanagement, binding, verstoorde relatie, leeftijd, frustratie, onbekend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan beperkte socialisatie tot probleemgedrag leiden?

A

Kittens met beperkte socialisatie kunnen slechter omgaan met veranderingen.

Net zoals aanleg kan socialisatie beperkt beïnvloed worden door gedragstherapie. De kritieke periode waarin het dier essentiële dingen gemist heeft is voorbij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kan probleemgedrag door beperkte socialisatie verholpen worden?

A

Net zoals aanleg kan socialisatie beperkt beïnvloed worden door gedragstherapie. De kritieke periode waarin het dier essentiële dingen gemist heeft is voorbij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan een conditionering tot probleemgedrag leiden?

A

Bij de ontwikkeling van vrijwel ieder probleemgedrag speelt conditionering een rol. De eigenaar kan een rol spelen bij het toenemen of afnemen in gedrag, maar de bekrachtiging kan ook gelegen zijn in het uitvoeren van het gedrag door het dier zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan territoriumdrift een rol spelen bij probleemgedrag?

A

De drift om het territorium te verdedigen tegen indringers kan leiden tot agressie, angst tot onzindelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar leidt verveling toe?

A

Als een dier (langdurig) wordt onthouden van interne behoefte zoals bewegen, jagen, bouwt deze motivatie op in het dier. Dit wordt deprivatie genoemd. Verveling of onderstimulatie ontstaat door een gebrek aan prikkels waaraan het dier behoefte heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is acute stress een motivationele factor?

A

Stress is alleen een factor indien er sprake is van chronische stress, geen acute stress. Totale afwezigheid van stress-signalen, maar toename van schrikkerig gedrag en schuilen kan tevens een uiting zijn van chronische stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is belangrijk om bij chronische stress mee te nemen?

A

Het herstelvermogen van de kat is belangrijk om mee te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Klopt dit: de meeste therapieen komen uit humane gedragstherapie.

A

Ja, klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke stappen doorloopt de gedragstherapeut.

A
  1. Eerste contact via telefoon, email, app, social media.
  2. Anamnese (vragenlijst, interview, observatie) en analyse van gegevens.
  3. Prikkel en motivatie benoemen om diagnose te formuleren, hiervoor wordt als hulpmiddel het werkblad gebruikt.
  4. Advies omschrijven met therapieplan.
  5. Klant voert plan uit en therapeut coacht / evalueert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een anamnese?

A

Informatie verzamelen over het dier door;

  • Vragenlijst in te laten vullen
  • Gedragsconsult
  • Observatie
  • Gedrag omschrijven, de prikkels en daarna motivatie
  • Werkblad ter ondersteuning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke volgorde omschrijf je gedrag?
- gedragingen, motivatie, prikkels
- gedragingen, prikkels, motivatie
- prikkels, gedragingen, motivatie

A

Gedragingen, prikkels, motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Worden prikkels altijd waargenomen door zintuigen?

A

Externe prikkels worden waargenomen door zintuigen.

Interne prikkels kunnen gedrag ook sturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een prikkel?

A

Een stimulus is een verandering in de uitwendige of inwendige omgeving waarop een organisme reageert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kan de eigenaar een prikkel zijn?

A

Nee, is geen zintuig (extern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Is verveling/stress een prikkel?

A

Nee, is een motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Is angst voor geluid een prikkel?

A

Nee, is geen zintuig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Is het zien van een naderende hand een prikkel?

A

Ja, ivm waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Is het ruiken van voedsel een prikkel?

A

Ja, ivm ruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarom is de context van belang bij een prikkel?

A

Het effect van een prikkel wordt bepaald door de omstandigheden waarin een prikkel optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is context mbt een prikkel?

A

Context is de situatie of sfeer, voorbeeld het gedrag ‘bijten’ treedt alleen op in de reismand.

De context is een voorwaarde om te reageren op de prikkel, niet zomaar een omschrijving.

25
Q

Wat is de prikkel in dit voorbeeld: De kat komt net uit de tuin waar hij andere katten achter de schutting zat, de eigenaar passeert de kat binnen 3 meten en de kat haalt uit met zijn nagels.

A

De prikkel is de passendere eigenaar.

De context is dat de kat net uit de tuin komt en de buurtkat achter de schutting zag.

26
Q

Hoe gebruiken gedragstherapeuten motivatie?

A

In de gedragstherapie wordt veelal gesproken van motivationele factoren die samen met de prikkel gedrag opwekken.

27
Q

Spreek je van motivatie als een kat steeds anders op een prikkel reageert?

A

Nee, Motivatie is een wisselende geneigdheid tot het reageren op één en dezelfde prikkel.

28
Q

Kan motivatie beïnvloed worden?

A

Ja, motivatie kan beïnvloed worden door zowel inwendige (honger, hormonen) als uitwendige factoren (daglengte, temperatuur).

29
Q

Waarom worden stress, conditionering en hormonen als motivationele prikkel benoemd?

A

Om de reactiebereidheid van het dier op de prikkel te verklaren.

30
Q

Wat zijn motivationele factoren?

A

Factoren die de motivatie van de kat beïnvloeden om bepaald (probleem)gedrag te vertonen.

31
Q

Waarom is het belangrijk de motivationele factoren te achterhalen?

A

Begrijpen waarom geeft inzicht, begrip en zicht op mogelijkheden om te hertrainen.

32
Q

Hoe noem je de reactie op een prikkel?

A

Een response.

33
Q

Wat verstaan we onder gedrag?

A

Alle uiterlijke waarneembare spier en klier activiteit.

34
Q

Waar moet je voor oppassen bij het omschrijven van gedrag?

A

Antropomorfisme, menselijke waarden toekennen.

35
Q

Hoe splits je de definitie van gedrag?

A

Gedragssystemen; groep van gedragingen met dezelfde achterliggende motivatie - niveau van interpretatie

Gedragsketens; gedragingen in specifieke volgorde

Gedragselementen; uiterlijk waarneembare spier en klieractiviteit - niveau van omschrijven.

36
Q

Wat zijn gedragssystemen?

A

Groep van gedragingen met dezelfde achterliggende motivatie - niveau van interpretatie

37
Q

Wat zijn gedragsketens?

A

Gedragingen in specifieke volgorde

38
Q

Wat zijn gedragselementen?

A

Uiterlijk waarneembare spier en klieractiviteit - niveau van omschrijven.

39
Q

Valt houding onder gedrag?

A

Nee, dit valt onder houding/lichaamstaal

40
Q

Hoe verdeel je de gedragselementen voor interpretatie?

A

Gedrag; alles muv van houding/lichaamstaal en stress signalen

Houding/lichaamstaal; positie/stand/vorm van oren, staart en lichaam. Interpretatie; neutraal, alert, defensief/angst, offensief

Stress signalen; signalen die je interpreteert als spanning; acute stress en conflictgedrag (voeg stresssignalen toe).

41
Q

Voorbeeld:

Soort probleem; onrustig in de nacht
Gedrag; heen en weer lopen, stilstaan onderaan trap, hard miauwen, omhoog kijken, pupillen niet zichtbaar.
Houding; oren naar voren, lichaam neutraal/normaal, staart afhangend.
Stress; pootje heffen
Sinds; aantal maanden
Frequentie; iedere nacht

Welke factoren zijn relevant?

A

Relevant; lichamelijk, conditionering

Minder relevant; erfelijk, socialisatie, trauma, territorium, stress, overig

Kan maar minder indien kat >11 jaar oud is; deprivatie.

42
Q

Hoe inventariseer je?

A

De inventarisatie start bij het gedrag.

Dan kijk je naar de triggers die het gedrag veroorzaken, prikkel en context.

Daarna onderzoek je de motivationele factoren, waarom is het gedrag ontwikkeld en houdt het stand?

43
Q

Wat is de juiste werkwijze bij casuïstiek?

A. Probleemgedrag helder hebben > uitvragen motivationele factoren > stellen van diagnose > uitwerken therapie.

B. Uitvragen motivationele factoren > probleemgedrag helder hebben > stellen van diagnose > uitwerken therapie.

A

A.

Stap 1: probleemgedrag helder hebben
- Objectief observeren
- Uitvragen van gedrag

Stap 2: uitvragen van motivationele factoren
- Zijn er essentiele vragen per motivationele factor?
- Korte bondige analyse, verwerking van alle relevant info.

Stap 3: stellen van diagnose
- Samenvatting/conclusie
- Afgestemd op voorgaande analyse
Motivaties zijn onderdeel
Neem diagnose van klant niet over

Stap 4: uitwerken van therapie
- Therapiemethoden/interventies

44
Q

Wat is een diagnose?

A

De diagnose is een samenvatting van het probleem, een interpretatie plus uitleg ontwikkeling (motivationele factoren)

Voorbeeld: kat vertoont angstagressie in de vorm van blazen en slaan naar eigenaar bij het omdoen van het tuig, als gevolg van traumatische ervaring en conditionering.

45
Q

Wat als je meerdere problemen ziet tijdens een consult?

A

P1 is het hoofprobleem, probleem 1

Problemen kunnen alleen genegeerd worden indien het niet samenhangt of welzijn in het geding is, bijv
- Spelgedrag minder erg dan angsagressie
- Kaal likken/plukken erger dan ‘slopen’.

46
Q

Wat is het verschil tussen de vragenlijst en het werkblad?

A

De vragenlijst deel je met de klant, en vult de klant in.

Het werkblad is ter ondersteuning van de therapeut en is de leidraad voor de voorbereiding, consult en therapie.

47
Q

Wat is een valkuil bij het eerste contact met de klant?

A

Dat het te lang duurt, de mogelijke klant te veel verteld en je al te veel vragen gaat stellen.

48
Q

Klopt deze diagnose; Konijn vertoont defensieve agressie in de vorm van bijten.

A

Nee, mis motivatie en naar wie de agressie is.

49
Q

Klopt deze diagnose; Hond valt uit naar grote hond door trauma.

A

Nee, de interpretatie mist, bijv gaat het om angstagressie?

50
Q

Klopt deze diagnose: Kat verveelt zich en sloopt interieur.

A

Nee, slopen is menselijke interpretatie, kan wel zijn ‘kat vertoont exploratie gedrag’

51
Q

Hoe stel je een juiste diagnose?

A

A samenvatting van het probleem
B interpretatie
C uitleg ontwikkeling (motivationele factore)

kat vertoont angstagressie in de vorm van blazen en slaan naar eigenaar bij het omdoen van het tuig, als gevolg van traumatische ervaring en conditionering.

52
Q

Welke motivationele factor is het moeilijkst om vast te stellen?

A

Erfelijk/aanleg

53
Q

Gedragsproblemen bij raskatten

A

Landsberg beschrijft in zijn boek de volgende predisposities:
* Chewing (kauwen), sucking (sabbelen/zuigen), pica (eten van wol, plastic) komt vaker voor bij: Siamees, Burmees, Oosterse katten
* Excessive vocalization (overmatige vocalisatie) komt vaker voor bij: Oriental cat breeds

Beaver beschrijft in haar boek de volgende predisposities:
* Abessijn, Siamees, Russische Blauwe vertonen vaak meer overmatige onrust,
nervositeit en mogelijk hierdoor ook sneller agressie (in het engels: ‘excessive
restlessness, nervousness, and an unreliable disposition’)
* Perzen 2x zoveel onzindelijkheidsproblemen
* Perzen ½ x zoveel agressie-problemen

54
Q

Welke motivatie speelt vrijwel altijd een rol?

A

Conditionering. Bij de ontwikkeling van vrijwel ieder probleemgedrag speelt conditionering een rol; klassieke
conditionering, de vier vormen van operante conditionering, maar ook de kenmerken van associatieleren zoals generalisatie, discriminatie, etc.. De eigenaar kan zelf een rol hebben
gespeeld bij het toenemen of afnemen van het gedrag, maar de bekrachtiging kan ook gelegen zijn in het uitvoeren van het gedrag door het dier zelf.

55
Q

Welke factoren vallen onder overige motivatie factoren?

A
  • Binding - kan leiden tot bindingsangst
  • Kattenbakmanagement
  • Verstoorde kat-eigenaar relatie
  • Leeftijdsgebonden gedrag
  • Frustratie
56
Q

Wat is de juiste volgorde bij de anamnese?

A

Werk systematisch:
eerst gedrag omschrijven,
prikkel en dan pas motivatie achterhalen.

57
Q

Hoe omschrijf je gedragselementen?

A
  • Gedrag (alles muv houding/stresssignalen)
  • Houding/lichaamstaal; positie, stand en vorm
  • Stresssignalen; acute stress en conflictgedrag
58
Q

Welke vier stappen volg je voor je begint met therapie?

A

1 Probleemgedrag helder hebben
2 Uitvragen motivationele factoren
3 Stellen van diagnose
4 Uitwerken van therapie

59
Q

Wanneer kun je SD nooit adviseren?

A

Bij angst