Objectief scoren van gedrag Flashcards

1
Q

Hoeveel % van kittens is niet in staat tot socialisatie?

A

15% is niet in staat to socialisatie de mens (landsberg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ziet de socialisatiefase eruit?

A

Kittens maakt socialisatiefase door, meest intensief tussen 4 en 8 weken, met uitloop naar 12 weken. Ervaringen in deze fase bepalen de sociale identiteit en het gedrag later.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ziet de tweede socialisatiefase eruit?

A

De tweede fase is tussen 3-6 maanden met hierin de ontwikkeling van een sociaal kader en territorium. Hierbij speelt de eigenaar een grote rol. En deze loopt samen met de natuurlijke nieuwsgierigheid: omgevingservaring opbouwen. Observeren, besluipen en vangen stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 2 basis eigenschappen van tests?

A
  • Gevalideerd/validity: geschikt om te meten wat je wilt weten; beoordeeld door panel van specialisten en/of met een “gouden standaard”. Publicatie in peer reviewed wetenschappelijk tijdschrift.
  • Herhaalbaarheid/reliability: blijft de uitkomst gelijk als de test opnieuw gedaan wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 soorten tests zijn er?

A

Gedrag
Fysiek (lichaam)
Fysiologisch (functies in het lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een QoL questionnaire?

A
  • Quality of life vragenlijst. Een relatief recente ontwikkeling.
  • Eigenaar beoordeelt van hoe een ziekte de levenskwaliteit beïnvloedt.
  • Eigenaar beoordeeld het effect van een behandeling.
  • Voor diverse ziekten ontwikkeld; hart, suikerziekte, artrose, pijn, gebit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 5 vrijheden?

A
  • Vrij van dorst en honger.
  • Vrij van pijn, verwondingen en ziekte.
  • Vrij van angst en ongemak.
  • Vrij van slecht comfort.
  • Vrij om normaal en soorteigen gedrag te vertonen en socialiseren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stress reactie

A

De stressreactie is een samen werking tussen het zenuwstelsel (snel, het sympatische autonome zenuwstelsel) en het hormoonstelsel (trager, de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as, hpa-as en adrenaline).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij acute stress?

A
  • Bij acute stress: cortisol
    Bloedsuiker omhoog = energie
  • Concentratie omhoog (tunnelvisie, geheugen/leervermogen omhoog, herinnering omlaag)
  • Kortstondige immuniteit omhoog = reparatie fysieke schade
  • Pijngevoel omlaag.
  • Amandelkern (emoties) omhoog.
  • Cortisol maakt dat de dreiging uitgeschakeld kan worden en voor herstel en terugkeer naar ruststand achteraf.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het FFF systeem?

A
  • Freeze, fight, flight/flee.
  • Reactie afhankelijk van coping style, er zijn twee hoofdgroepen, kat is vaak reactief.
    Pro-actief: neemt actie
    Reactief: mijdend gedrag
  • Laatste jaren gefinetuned naar Freeze, fight, flight, fright, flag, faint
  • Milde variant van FFF (sink model): Avoidance (flee, afstand vergroten), Repulsion (fight, afstand vergroten), Inhibition (fright, passief info vergaren), Appeasement (freeze, niet vijandig info vergaren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Accuut vs chronisch stress

A
  • De acute stressreactie is in principe gezond.
  • Verdwijnt de bedreiging van de integriteit niet, dan wordt de stressreactie chronisch.
  • Chronische stress leidt tot ernstige ontregeling van het lichaam met evt. blijvende schade.
  • Zelfs epigenetische effecten op DNA door CRH.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn Coping styles?

A
  • Inspanningen om door gedrag en fysiologische processen een gebeurtenis (stressor) het hoofd te kunnen bieden.
  • Het succes is afhankelijk van in hoeverre de stressor voorspelbaar en beinvloedbaar is.
  • Als de coping style faalt om stressor te verminderen leidt dit tot overbelasting neuroendocrien systeem wat leidt tot hogere ziekterisico’s en stereotypie (psycho-neuro-immunologie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Coping styles hoofdgroepen?

A

2 hoofdgroepen
- Pro-actief = actieve respons
- Reactief = passieve respons
- En tussenvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pro-actief gedrag

A
  • Actief territorium beschermen
  • Agressie laagdrempelig
  • Rigide: doen het beter in een stabiele omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is reactief gedrag

A
  • Immobiliteit, wegkruipen
  • Agressie hoogdrempelig
  • Flexibel: doen het beter in variable omgeving (“observeerders”)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Individuele verschillen in coping styles?

A

Genetica
(vroege) levenservaringen
Sociale omgeving
Ontwikkelingsstadium
Leefomgeving (bijv. beschikbaarheid voedsel)
Nog veel te onderzoeken

17
Q

Welke interactie types zijn er?

A

Om interacties tussen individuen te definieren.

“actief” = afstand < 1 meter. Neemt initiatief, door bijvoorbeeld kopjes te geven of te gaan aaien.

“passief” = afstand > 1 meter. Wacht af, bijvoorbeeld door staart omhoog te steken maar niet te komen.

18
Q

Wat zijn indicaties dat een kat ontevreden is over zijn kattenbak?

A

Kat krabt aan de zijkanten van de bak.
Krabt aan de vloer of muur bij de bak.
Blijft een tijd op de rand balanceren bij betreden en verlaten bak.
Tilt een poot op of houd contact met de rand tijdens het ontlasten.
Benaderd de bak, aarzelt en loopt weer weg.
Benaderd de bak, sprint erin en rent zonder iets te doen weer weg.
Afwezigheid van graven, rondjes draaien en begraven.

19
Q

Oorzaken gestoorde kat-mens-interactie?

A

Altijd eerst lichamelijke oorzaken uitsluiten bij dierenarts.

Onvoldoende aandacht, kennis over natuurlijk gedrag en stimuli (krabben, jagen).

Onjuist verwachtingspatroon van het gedrag of de relatie (vergelijking met vorige katten).

Onjuist interactiepatroon tussen mens en kat.

Met de hand grootgebracht.

20
Q

Is welzijn (welfare) hetzelfde als levenskwaliteit (QoL)?

A

Welzijn is een onderdeel van levenskwaliteit, maar levenskwaliteit is een ruimer begrip dat meerdere dimensies van het leven omvat. Welzijn focust meer op de specifieke aspecten die bijdragen aan de algehele gezondheid en comfort, terwijl levenskwaliteit een holistische kijk biedt op de algehele tevredenheid en ervaring van het leven.

21
Q

Wat gebeurt er in het lichaam bij stress?

A

Bij stress scheidt de bijnierschors het stresshormoon cortisol af.

Bij kortstondige stress zorgt cortisol er zelf voor dat de hpa-as geremd wordt en de afscheiding terugzakt naar normaal (=negatieve feedback).

22
Q

Wat gebeurt er bij acute stress?

A

Bij acute stress: cortisol

  • Bloedsuiker omhoog = energie
  • Concentratie omhoog (tunnelvisie, geheugen/leervermogen omhoog, herinnering omlaag)
  • Kortstondige immuniteit omhoog = reparatie fysieke schade
  • Pijngevoel omlaag.
  • Amandelkern (emoties) omhoog.
  • Cortisol maakt dat de dreiging uitgeschakeld kan worden en voor herstel en terugkeer naar ruststand achteraf.
23
Q

Wat zijn de twee hoofdgroepen coping styles?

A
  • Pro-actief = active response
  • Reactief = passive response
    En tussenvormen
24
Q

Is actieve of passieve response coping style het beste?

A

Beide stijlen blijken evolutief succesvol te zijn.

25
Q

Veranderd een kat van coping style?

A

Voor een individu blijft z’n coping style in de tijd min of meer constant.

Als omgevingsomstandigheden het toepassen van een bepaalde coping style niet toelaten, kan een dier switchen naar de andere stijl om alsnog adequaat te reageren (plasticiteit).

26
Q

Pro-actief gedrag

A
  • Actief territorium beschermen
  • Agressie laagdrempelig
  • Rigide: doen het beter in een stabiele omgeving
27
Q

Reactief gedrag

A
  • Immobiliteit, wegkruipen
  • Agressie hoogdrempelig
  • Flexibel: doen het beter in variable omgeving (“observeerders”)
28
Q

Pro-actieve stress-fysiologie

A

Minder actieve HPA-as (hormoonsysteem betrokken bij de aanpassing aan de omgeving en stress.)
Corticosteron omlaag
Adrenaline omlaag

Sympaticus >
Parasympaticus =
Noradrenaline omhoog

Ik dacht dat dit te maken had met dat katten met een pro-actieve coping een verhoogde activiteit van het sympathische zenuwstelsel en daarvoor verhoogde waarden waardoor de cellulaire afweer verhoogd wordt en meer ziekte weerstand.

En minder actieve HPA-as, dus minder chronische stress activiteit, geeft minder cortisol en dat zorgt voor minder onderdrukking van de afweer.

Dus katten met een pro-actieve coping stijl hebben een meer effectieve afweer/immuniteit

29
Q

Reactieve stress-fysiologie

A

Actievere HPA-as:
Corticosteron omhoog
Adrenaline omhoog

Parasympaticus >
Sympaticus =
Noradrenaline omlaag

Minder testosteron

Reactieve stress-fysiologie verwijst naar de fysieke en hormonale reacties van het lichaam op een stressvolle situatie of stimulus. Wanneer een organisme wordt geconfronteerd met stress (zoals een bedreiging of gevaar), activeert het lichaam een reeks reacties om met deze stress om te gaan. Dit proces omvat vaak de activatie van het sympathische zenuwstelsel en de afgifte van stresshormonen zoals cortisol en adrenaline. Deze reacties verhogen bijvoorbeeld de hartslag, verhogen het energieniveau en bereiden het lichaam voor op een ‘vecht-of-vlucht’-reactie.

In de context van dieren, waaronder katten, kan reactieve stress-fysiologie helpen verklaren hoe ze op stressvolle prikkels reageren, zoals nieuwe omgevingen, vreemde dieren of veranderingen in hun routine.

30
Q

Pro-actieve effecten

A

Bloedsomloop:
Sympaticus +

Noradrenaline +:
Bloeddruk omhoog
Hartritme omhoog
Bloedvatletsel omhoog

31
Q

Reactieve effecten

A

Bloedsomloop:
Parasympathicus +

Noradrenaline -:
Hartritme omlaag en evt zelfs plotse hartstilstand (Vagus).

Het verschil tussen de twee coping styles (proactieve en reactieve) in hoe ze omgaan met stress en wat er gebeurt als ze “in de stress-modus blijven hangen” zit vooral in hoe actief ze met de stress omgaan:

1.	Proactieve coping style: Mensen (of dieren) met een proactieve copingstijl proberen actief iets aan de situatie te doen. Ze gaan de stressor aanpakken, bijvoorbeeld door problemen op te lossen, actie te ondernemen, of vooruit te plannen. Ze zijn vaak doelgericht en nemen controle over de situatie.
•	Als deze stijl niet werkt: Het blijft voelen alsof ze de situatie niet onder controle krijgen, ondanks al hun inspanningen. Dit kan leiden tot frustratie, overactiviteit, en zelfs agressie. Hun neuroendocriene systeem blijft in een soort “vecht” modus hangen, waarbij stresshormonen zoals adrenaline en cortisol blijven circuleren. Dit kan leiden tot langdurige spanning en een verhoogde kans op fysieke problemen, zoals hart- en vaatziekten.
2.	Reactieve coping style: Mensen met een reactieve copingstijl reageren meer afwachtend op stress. Ze passen zich aan de situatie aan en wachten af wat er gebeurt, in plaats van direct actie te ondernemen. Ze proberen de stress te vermijden of accepteren het passief.
•	Als deze stijl niet werkt: Deze mensen blijven vaak te lang in een “bevries” of “vlucht” modus hangen. Hun lichaam blijft ook stresshormonen aanmaken, maar in plaats van overactiviteit kunnen ze juist inactief, teruggetrokken, of passief worden. Ze kunnen chronisch vermoeid raken en zijn vatbaarder voor depressie of andere psychische problemen. Hun immuunsysteem kan verzwakt raken, waardoor ze vatbaarder worden voor ziektes.

In beide gevallen leidt het “blijven hangen” in de stress-modus tot gezondheidsproblemen, maar de manier waarop verschilt. Proactieve mensen lopen risico door overactiviteit, terwijl reactieve mensen meer last hebben van passiviteit en vermijding.

32
Q

Ontwikkeling stereotype gedrag

A

Pro-actief type: gevoeliger dopamine systeem. Stress > cortico’s omhoog > dopamine systeem in hersenen omhoog > stereotypie > cortico’s omlaag.

Stereotypie begin: Endorfines omhoog = welzijn omhoog

Chronische stereotypie: geen endocriene (hormonale) effecten meer!

Stereotype gedrag, zoals repetitieve bewegingen of acties zonder duidelijk doel, komt vaker voor bij proactieve individuen of dieren met een proactieve copingstyle. Dit komt omdat proactieve personen of dieren geneigd zijn actief te reageren op stressvolle situaties. Wanneer ze echter geen controle hebben over de stressor of geen oplossing kunnen vinden, raken ze gefrustreerd.

In plaats van passief te worden, zoals vaak gebeurt bij een reactieve copingstyle, proberen proactieve individuen steeds opnieuw actie te ondernemen, zelfs als dat geen effect heeft. Dit kan leiden tot stereotiep gedrag, zoals bijvoorbeeld repetitief rondlopen, kauwen of andere herhalende handelingen. Dit wordt gezien als een manier om de opgebouwde spanning of frustratie te uiten wanneer hun proactieve aanpak niet werkt.

Reactieve individuen, daarentegen, hebben meer de neiging om zich terug te trekken of te “bevriezen” bij aanhoudende stress, waardoor stereotype gedrag minder vaak voorkomt in deze groep.

33
Q

Immuniteit

A

Sociale stress op pro-actieve dieren > Sympaticus omhoog > cellulaire afweersysteem omhoog > ziekteweerstand omhoog.
Bovendien minder cortico’s > minder afweer.

34
Q

Wat is een veel gemaakte interpretatiefout bij scoren van kattengedrag

A

Stil zitten, niet van plaats komen > is niet normaal!

35
Q

IN EU 2 BELANGRIJKE SCHOLEN

A

ANTHROZOOLOGY INSTITUTE,
UNIVERSITY OF BRISTOL (GB)
dr. John W.S. Bradshaw

INSTITUT FÜR ANGEWANDTE ETHOLOGIE
UND TIERPSYCHOLOGIE
HIRZEL (CH)
dr. Dennis Turner