Ethologie Flashcards
Wat is Ethologie?
Ethos > gedrag/karakter
Logos > leer
Dus onderzoek naar het gedrag van dieren.
De vier vragen van Tinbergen
1 Oorzaak: Wat is het mechanisme achter het gedrag?
2 Ontwikkeling: Hoe ontwikkelt het gedrag zich gedurende het leven van een dier?
3 Functie: Waarom zien we dit gedrag; wat is de overlevingswaarde?
4 Evolutie: Wat is de evolutionaire geschiedenis van dit gedrag?
Natuurlijke Selectie
Bij het onderzoeken van gedrag wordt altijd gekeken vanuit een evolutionair perspectief. Natuurlijke selectie speelt een centrale rol, waarbij individuen die beter aangepast zijn aan hun omgeving een hogere overlevingskans hebben en meer nakomelingen produceren. Deze ‘survival of the fittest’ zorgt ervoor dat gunstige eigenschappen zich verspreiden in de populatie. Genetische variatie binnen een populatie is cruciaal voor natuurlijke selectie, omdat zonder variatie er weinig is om op te selecteren.
Wat zijn optimaliteitsmodellen voor onderzoekers?
Natuurlijke selectie optimaliseert eigenschappen en gedragingen. Optimaliteitsmodellen helpen onderzoekers te begrijpen welk gedrag het meest voordelig is in een bepaalde situatie door kosten en baten van het gedrag te analyseren. Gedragingen die voordeliger zijn, zullen toenemen in de populatie.
Optimaliteitsmodellen worden door onderzoekers gebruikt om te begrijpen hoe organismen, gedragingen of systemen op de meest efficiënte manier functioneren onder bepaalde beperkingen of omstandigheden. Deze modellen gaan ervan uit dat natuurlijke selectie ertoe leidt dat organismen of systemen zo zijn ontwikkeld dat ze hun prestaties (zoals energiegebruik, voortplantingssucces of overlevingskansen) optimaliseren binnen de grenzen van hun omgeving.
In de biologie bijvoorbeeld kunnen onderzoekers een optimaliteitsmodel gebruiken om te voorspellen hoe dieren beslissingen nemen over voedselkeuze, voortplanting of territorium, door te berekenen welke keuze het meeste voordeel oplevert (bijvoorbeeld de meeste energieopbrengst) tegen de minste kosten (zoals energieverbruik of predatierisico).
Een bekend voorbeeld van een optimaliteitsmodel is het “optimal foraging theory”, waarbij wordt voorspeld hoe dieren voedsel verzamelen op een manier die de energiewinst maximaliseert en de energiekosten minimaliseert.
De kracht van optimaliteitsmodellen ligt in hun vermogen om eenvoudige, testbare voorspellingen te doen over complex gedrag.
Seksuele Selectie en Voortplantingssystemen
Naast natuurlijke selectie is er seksuele selectie, die voortkomt uit partnerkeuze. Dit kan leiden tot eigenschappen die niet direct overlevingsvoordelen bieden, zoals de pronkveren van een pauw. Seksuele selectie kan ervoor zorgen dat overdreven eigenschappen toenemen als ze reproductief succes opleveren. Voortplantingssystemen zoals polygynie (één mannetje paart met meerdere vrouwtjes) en polyandrie (één vrouwtje paart met meerdere mannetjes) beïnvloeden de dynamiek van seksuele selectie. Vrouwtjes kiezen vaak zorgvuldig hun partner op basis van directe en indirecte fitnessvoordelen, wat leidt tot seksueel dimorfisme.
Ontstaan en Ontwikkeling van Gedrag
Gedrag ontstaat door de interactie van externe stimuli en interne processen in het zenuwstelsel. Elk dier leeft in een unieke sensorische wereld, waarbij hun zintuigen prikkels uit de omgeving waarnemen die invloed kunnen hebben op hun gedrag. Gedrag ontwikkelt zich door een combinatie van genetische informatie (nature) en omgevingsinvloeden (nurture). Deze interactie tussen genen en omgeving is voortdurend, waarbij ervaringen in vroege levensfases zoals inprenting en socialisatie een grote rol spelen. Tijdens gevoelige periodes zijn dieren extra ontvankelijk voor bepaalde stimuli, wat hun latere gedrag beïnvloedt.
Motivatie en Gedragssystemen
Gedrag wordt bepaald door een combinatie van externe prikkels en interne motivationele factoren, zoals hormonale invloeden. Bijvoorbeeld, geslachtshormonen kunnen seksueel gedrag beïnvloeden. Gedragssystemen zijn groepen van samenhangende gedragingen met een gemeenschappelijk doel. Verschillende diersoorten vertonen dezelfde typen gedragssystemen, zoals eten, seksueel gedrag, agressie, slaap, zelfverzorging, angst en exploratie.
Motivationeel Conflict
Motivationele conflicten treden op wanneer prikkels verschillende gedragssystemen activeren. Dit kan leiden tot:
- Inhibitie: Een gedragssysteem wordt geremd ten gunste van een sterker gestimuleerd systeem.
- Ambivalentie: Componenten van meerdere gedragssystemen worden gecombineerd.
- Omgericht Gedrag: Gedrag wordt gericht op een ongewoon object.
- Overspronggedrag: Gedrag uit een ander gedragssysteem wordt getoond, vaak gerelateerd aan stress.
Sociale Systemen
Leven in groepen biedt voordelen zoals betere bescherming tegen vijanden en efficiëntere voedselvinding, maar brengt ook conflicten met zich mee over middelen en partners. Dominantie structuren of ‘ownership’ systemen helpen deze conflicten te verminderen. Het voorbeeld van vrouwelijke leeuwen, die geen dominantie structuur kennen maar een ownership systeem hanteren, illustreert hoe conflictoplossing zonder gevechten kan plaatsvinden, wat voordeliger is voor alle groepsleden.
Deze uitgebreide benadering van diergedrag biedt inzicht in de complexe interacties tussen genetica, omgeving, motivatie en sociale structuren die het gedrag van dieren vormgeven.
Drie voorwaarden natuurlijke selectie
- Variatie; er is variatie binnen een soort waardoor alle dieren (en planten) net een beetje verschillend zijn.
- Survival of the fittest; sommige dieren kunnen zich beter aanpassen aan de omgeving/omstandigheden (=adaptief vermogen), niet sterkste zoals het vaak verkeerd vertaald wordt.
- Erfelijkheid; de variaties die zorgen voor de betere aanpassingen worden doorgegeven aan de nakomelingen.
Wat betekent fitness in de ethologie?
Het voortplantingssucces
Wat zijn de Verschillende voortplantingssystemen?
- Polygynie; 1 mannetje met meerdere vrouwtjes.
- Polyandrie; 1 vrouwtje met meerdere mannetjes
(voorkomen infanticide). - Monogamie
- Promiscuities
Belangrijke onderzoekers in de ethologie
- Niko Tinbergen, 1907-1988, Stekelbaarsjes (uitzicht vissenkom)
- Konrad Lorenz, 1903-1989, Ganzen en wolven
- Karl von Frisch, 1886-1982, Bijen
Waar staat Niko Tinbergen bekend om?
Vier vragen opgesteld hoe gedrag van een dier te bestuderen.
1 Oorzaak: Wat is het mechanisme achter het gedrag?
2 Ontwikkeling: Hoe ontwikkelt het gedrag zich gedurende het leven van een dier?
3 Functie: Waarom zien we dit gedrag; wat is de overlevingswaarde?
4 Evolutie: Wat is de evolutionaire geschiedenis van dit gedrag?
Hoe worden de vier vragen van Niko Tinbergen verdeeld?
Verdeeld in 2 categorieën;
Proximaat (hoe)
Ultimaat (waarom)
Proximaat
- Oorzaak/mechanisme: welke stimuli veroorzaken het gedrag?
- Ontwikkeling: hoe heeft het gedrag zich ontwikkeld tijdens het leven van het dier?
Ultimaat
- Functie: waarom is dit gedrag nuttig in een bepaalde situatie? Hoe heeft dit gedrag invloed op de overlevingswaarde?
- Evolutie: Waarom is het gedrag ontwikkeld tot deze vorm in deze diersoort?
Welke vragen zijn Proximaat?
Proximaat/hoe
- Oorzaak/mechanisme: welke stimuli veroorzaken het gedrag?
- Ontwikkeling: hoe heeft het gedrag zich ontwikkeld tijdens het leven van het dier?
Welke vragen zijn Ultimaat?
Ultimaat/waarom
- Functie: waarom is dit gedrag nuttig in een bepaalde situatie? Hoe heeft dit gedrag invloed op de overlevingswaarde?
- Evolutie: Waarom is het gedrag ontwikkeld tot deze vorm in deze diersoort?
Ligt toe aan de hand van de vier vragen van Niko Tinbergen: Waarom zingt een spreeuw?
Voorbeeld: Waarom zingt een spreeuw?
- Oorzaak: welke inwendige mechanismen zorgen dat de vogel kan zingen, dat hij begint met zingen en dat hij stopt?
- Ontwikkeling: hoe heeft het zingen zich ontwikkeld, vanaf welke leeftijd is het ontstaan?
- Functie: om andere partners aan te trekken, om indringers te verjagen, de dagen lengen
- Evolutie: vaak lastig wanneer we kijken naar gedrag. Geen ‘fossielen’. Kijken naar voorouders en verwante soorten. Spreeuw is een zangvogel.
Ligt toe aan de hand van de vier vragen van Niko Tinbergen: Waarom stop je voor een rood stoplicht?
Voorbeeld: Waarom stop je voor een rood stoplicht?
- Oorzaak: je ziet een rood licht, je hersenen herkennen het licht van eerdere ervaringen en formuleren een respons, deze wordt aan de spieren van het rechterbeen doorgegeven en je remt.
- Ontwikkeling: je leert tijdens je rijles dat rood licht betekent stoppen, je oefent tijdens de rijlessen het gedrag ‘stoppen’ zodat je het tijdens je examen goed onder de knie hebt.
- Functie: voorkomen van botsingen.
- Evolutie: in de loop der evolutie heeft de kleur rood zich ontwikkeld als een sterke signaalkleur, wat een sterke gedragsrespons veroorzaakt.
Niko Tinbergen: oorzaak (mechanisme)
Morfologie > hoe zit het dier in elkaar? Hoe heeft dit invloed op het gedrag?
Genen
Hormonen
Hersenwerking
Feromonen
Zenuwimpulsen
Processen in het lichaam
Voorbeeld sproeien: er komt een prikkel binnen in de hersenen, bijv een bepaalde geur. De hersenen verwerken dit en sturen spieren en lichaamsprocessen aan. De kat houdt zijn staart recht omhoog en sproeit urine tegen het object terwijl hij een trillende beweging met zijn staart maakt.
Niko Tinbergen: Ontwikkeling
Aangeboren natuurlijk gedrag
- Elke kat kan sproeien.
- Hoeft niet voorgedaan of aangeleerd te worden.
0 Ontwikkelt vaak op latere leeftijd (invloed van hormonen).
Niko Tinbergen: Functie
- Gedrag: sproeien
- Waartoe dient het gedrag?
Territorium markeren
Geur afzetten ivm vinden partner
Ontmoetingen beperken - Denk aan fitness/overlevingswaarde
Hoe interpreteer je gedrag met de vragen van Niko Tinbergen
- Vaak 3 van de 4 vragen. Gedrag: wat is het gedrag/wat doet het dier?
- Wat is de functie van het gedrag? (functie)
- Welke stimuli veroorzaken het gedrag? (oorzaak)
- Is dit gedrag passend bij de huidige levensfase? (ontwikkeling)
- Evolutie minder gebruikt.
Wat is Antropomorfisme?
- Is vermenselijking
- Valkuil bij bestuderen van het gedrag van dieren.
- Vaak toekennen van bepaalde emoties, zoals jaloezie of schuldgevoel.
Hoe ontstaat gedrag?
- Gedrag ontstaat niet vanzelf, altijd reactie op een prikkel.
- Om ons heen en intern constant overal prikkels, waar reageer je wel of niet op?
Wat is een Sleutelprikkel?
- Specifieke prikkel die steeds dezelfde reactie opwekt.
– Wekt vaak aangeboren gedrag op.
– ‘Innate releasing mechanism’ - Kleur, houding, beweging.
- Ook niet visueel: geuren, feromonen, geluiden.
Wat is een Supranormale prikkel?
- Lokt sneller gedrag uit dan natuurlijke sleutelprikkel.
- Zoals de kleur rood bij een meeuw.
- De stekelbaarsjes van Tinbergen.
Aangeboren vs. aangeleerd
- Nature vs nurture.
- Gedrag deels genetisch bepaald.
- Genen geven de beginwaarde.
- Ervaring bepaalt hoe hard of zacht.
Wat is Nature/aangeboren gedrag?
- Er is gedrag dat zonder dat het dier het geoefend of geleerd heeft wordt uitgevoerd.
- Vaak is dit gedrag nav een specifieke prikkel en vindt het binnen een specifieke situatie plaats.
- Bijv. drijfgedrag van border collies.
- Bijv. kittens die muizen proberen te vangen.
- Het gaat om gedrag dat het dier uit zichzelf vertoond.
Waarom aangeboren gedrag?
Basis skillset;
- Veiligheid > roofdierherkenning (anti-predatorgedrag)
- Predatorgedrag > succesvol zijn in de jacht.
- Genetisch bepaald en doorgegeven over generaties.
- Meest voordelig in een stabiele omgeving.
- Wanneer er geen ‘rolmodel’ aanwezig is (weinig of geen ouderlijke sturing).
- Risicovolle omgeving.
Wat is FAP, fixed action pattern?
Vast gedrag dat gestart wordt door een prikkel.
- Zeer stereotiep gedrag, niet variabel.
- Eenmaal gestart wordt het gedrag afgemaakt (ook al is de prikkel weg).
- Wordt gestart door sleutelprikkel, ook wel de releaser genoemd.
- Vaste volgorde
Bijv. ei rollen bij ganzen
Subtiele variaties tussen en binnen individuen
- Gemiddelde duur
- Kan soms veranderen door ervaringen (kleine variaties).
Wat is Nurture/aangeleerd gedrag?
Gedrag dat verandert door de tijd.
Oefening verfijnt het gedrag
- Trial and error
- Ouderdieren
- Observatie
Belangrijk verschil met aangeboren
- Niet aanwezig vanaf geboorte
- Flexibel aan omgeving
Wanneer aangeleerd voordeel?
- Het is niet erg om fouten te maken
- Dieren die met familie samenleven
-Minder stabiele omgevingen
Wat is het verschil in levensduur tussen aangeboren en aangeleerd?
Aangeboren: Kort
Aangeleerd: Lang
Wat is het verschil in Omgeving tussen aangeboren en aangeleerd?
Aangeboren: Stabiel
Aangeleerd: Veranderlijk
Wat is het verschil in Ouderlijke sturing tussen aangeboren en aangeleerd?
Aangeboren: Weinig/geen
Aangeleerd: Veel
Wat is inprenting?
- Inprenting is een leerproces waarin pasgeboren dieren de karakteristieken van de moeder volgen direct na uitkomen.
- Konrad Lorenz ganzen onderzoek.
- De inprenting gebeurt tijdens een korte periode (gevoelige periode).
Wat is gedrag?
Gedrag is de respons die een organisme of individu produceert als reactie op bepaalde omstandigheden. Deze reactie wordt veroorzaakt door prikkels vanuit de omgeving. Deze kunnen zowel extern als intern zijn.
Wat is het SIR model?
Waarnemen van stimulus (prikkel) > vogel zien
Integreren van deze prikkel > via hersenen
Reactie > jagen
Wat is natuurlijk gedrag?
- De behoeften van een dier, deze verschilt per soort.
- Elk gedrag heeft een eigen doel en een eigen functie.
- Het is belangrijk om te weten hoe een dier zich in een natuurlijke omgeving gedraagt.