Welzijn en abnormaal gedrag Flashcards
Wat is het verschil tussen normaal en abnormaal gedrag?
Normaal gedrag; het natuurlijke, soorteigen gedrag van een dier.
Abnormaal gedrag;
- Gedrag staat niet meer in relatie tot een bepaald doel, of vindt plaats buiten de context waarin het normaal optreedt.
- Normaal gedrag, maar qua frequentie of duur afwijkend.
- Of het gedrag vertoont een abnormale motoriek.
Wat is abnormaal gedrag?
- Gedrag staat niet meer in relatie tot een bepaald doel, of vindt plaats buiten de context waarin het normaal optreedt.
- Normaal gedrag, maar qua frequentie of duur afwijkend.
- Of het gedrag vertoont een abnormale motoriek.
Indelingen van abnormaal gedrag?
- Stereotypieën (locomotie en orale).
Onbedoelde vaak ritmische bewegingen of geluiden. - (zelf)beschadigend gedrag.
- Omgericht gedrag.
- Vacuümgedrag.
- Abnormale reactiviteit.
Vacuumgedrag in de ethologie term waarmee het spontaan optreden van gewoonlijk slechts door uitwendige prikkels veroorzaakt gedrag wordt aangeduid. Vacuümreacties treden op zonder dat de bijbehorende uitwendige prikkels aanwezig zijn
Wat is de meest gebruikte definitie van abnormaal gedrag?
ARB Abnormal Repetitive Behaviour.
OCD obsessive-compulsive disorder, of beter CD Compulsive disorder
Wat zijn stereotypieën?
Onbedoelde vaak ritmische bewegingen of geluiden. Kenmerken: eenvoudig van opbouw, constante vorm, continue herhaling, typerend voor individu, lijkt doelloos.
Voorbeelden abnormaal gedrag bij kat?
- Cirkelen, ijsberen.
- Overmatig verzorgingsgedrag, of overgrooming.
- Kauwen op snorharen, poten en/of staart.
- Staart najagen of aanvallen.
- Pica, polyfagie (altijd honger), polydypsia (altijd dorst).
- Staren naar schaduwen, bevriezen.
- Likken, zuigen of sabbelen op sot of wol (wool sucking).
- Rolling skin syndrome (Feline Hyperesthesia = FHS).
- Nagelbijten.
- Denkbeeldig prooivanggedrag.
- Vermijden van denkbeeldige objecten.
Hoe kun je vaststellen dat de ethologische en fysiologische behoeften bij een kat niet bereikt worden?
Geformuleerde voorwaarden voor het welzijn van dieren ‘De vijf vrijheden’.
Wat zijn de drie stromingen van de vijf vrijheden?
- Fysiek; vrij van honger, dorst of onjuiste voeding. Vrij van thermaal en fysiek ongerief. Vrij van verwonding en ziekte.
- Emotioneel; vrij van angst en chronische stress.
- Natuurlijk; vrij om normaal, soorteigen gedragspatroon te vertonen.
Wat zijn de vijf vrijheden?
- Vrij van honger, dorst of onjuiste voeding (fysiek).
- Vrij van thermaal en fysiek ongerief (fysiek).
- Vrij van verwonding en ziekte (fysiek).
- Vrij van angst en chronische stress (emotioneel).
- Vrij om normaal, soorteigen gedragspatroon te vertonen (natuurlijk).
Hoe meet je welzijn?
- Gedragsmatige uitingen (abnormaal gedrag, inactiviteit).
- Fysiologische metingen (inwendig);
Hartslag, bloeddruk, hormoonspiegels etc.
Immuniteit en vatbaarheid voor ziekte. - Voortplantingssucces (cyclus, succesvolle dekkingen, nestgrootte, vroege dood).
- Ziekte en verwondingen (gebroken botten, maagzweren).
- Samenhang lagere levensverwachting & lager welzijn.
- Adequate meting van welzijn bekijkt combinatie van factoren.
Hoe ontstaat abnormaal gedrag?
Abnormaal gedrag ontstaat als gevolg van chronische stress, wat komt door een onopgelost conflict.
Wat is stress?
Toestand van een dier, doordat prikkels of gebeurtenissen in de omgeving tijdelijk of langdurig niet voorspelbar en/of beïnvloedbaar zijn.
Wat is het verschil tussen acute en chronische stress?
Acute stress; kortdurend, tijdelijk conflict, oplosbaar conflict, gedragsuiting = conflictgedrag.
Chronische stress; langdurend, permanent conflict, niet oplosbaar, gedragsuiting = abnormaal gedrag.
Welk conflictgedrag ontstaat bij acute stress?
- Ambivalent gedrag; angstagressie.
- Omgericht gedrag; staartjagen, agressie.
- Overspronggedrag; likken, uitschudden, markeren.
- Intentiebeweging; pootheffen, bek open.
- Autonome respons; hijgen, bek aflikken, piloerectie, gapen (uiterlijke signalen als gevolg van fysiologische veranderingen).
Wat zijn de oorzaken van abnormaal gedrag?
Directe prikkel of context.
Motivationele factoren;
- (fysio)pathologische aandoening. Onderzoek met 800 katten met huidproblemen, slechts 4% was gedrag oorzaak.
- Genetische predispositie. Siamezen en burmezen doen vaker aan wol zuigen, kauwen en generaliseren naar andere stoffen.
- Slechte socialisatie.
- Conditionering
Prikkel/context triggeren.
Endorfines/dopamine
- Stress; chronische stress