Week 7 (Deel 5) Flashcards
1
Q
What time is it?
A
Hoe laat is het?
2
Q
It is 5/10/20/25 past
A
Het is 5/10/20/25 over 5.
3
Q
It is quarter past 5
A
Het is kwart over 5.
4
Q
It is 5/10/20/25 to 5
A
Het 5/10/20/25 voor 5
5
Q
It is quarter to 5
A
Het is kwart voor 5
6
Q
It is half past 5
A
Het is half 6
7
Q
Excuse me, may I ask you something?
A
Excuseer, mag ik eens iets vragen?
8
Q
Of course
A
Zeker
9
Q
When is your birthday?
A
Wanneer verjaar jij?
10
Q
I was born on 8th April 1996.
A
Ik ben geboren op 8 april 1996
11
Q
My birthday is on 8th April.
A
Ik verjaar op 8 april.
Mijn verjaardag is op 8 april.
Ik ben jarig op 8 april.
12
Q
And you? When were you born?
A
En jij? Wanneer verjaar jij?
13
Q
I was born on
A
Ik verjaar op
14
Q
You were born on
A
Jij verjaart op
15
Q
He/she was born on
A
Hij/zij verjaart op