Deel 12 Flashcards
1
Q
A
de rijst
2
Q
A
de melk
3
Q
A
de thee
4
Q
A
de koffie
5
Q
A
de charcuterie/de vleeswaren
6
Q
A
de chocolade
7
Q
A
het vlees
8
Q
A
het fruit
9
Q
A
het water
10
Q
A
de soep/de soepen
11
Q
A
de aardappel/de aardappelen
12
Q
A
de wijn/de wijnen
13
Q
A
de friet/de frieten
14
Q
A
de groente/de groenten (of de groentes)
15
Q
A
de pistolet/de pistolets
16
Q
A
de croissant/de croissants
17
Q
A
de sandwich/de sandwiches
18
Q
A
het bier/de bieren
19
Q
A
het koekje/de koekjes
20
Q
A
de kaas/de kazen