Deel 13 Flashcards

de boodschappenlijst

de koelkast

de keukenkast

de aardbeien

de citroen

de appel

de druiven
de tros druiven

de peer

de sinaasappel

de tros bananen

de bloemkool

de look

de paprika

de asperge

de champignon

de ajuin
de ajuinen

het blik tomaten

de sla

de bokaal appelmoes

de kipfilet

de biefstuk

het gehakt
(the dairy)

de zuivel

het ei - de doos eieren

de boter

de room

het roomijs

de kaas

olie om te bakken

diepvriesfrieten

soep

peper en zout

spaghetti

de tandenborstel

het waspoeder

het fruitsap

de bak bier

gebraden kip

groenten en fruit

vlees en vis

diepvries

brood en patisserie

de winkelwagen

de kassa

de wortel
de wortelen

de shampoo
de shampoos
pot
de pot
the can
het blik
de blikken
the pack
het pak
to weigh
wegen
to get
I get the groceries
halen
ik haal de boodschappen
to bring
I bring bananas
meebrengen
ik breng bananen mee
We still have vegetables
We hebben nog groenten
We are out of vegetables
We hebben geen groenten meer