Week 6 Flashcards
My father is called Geoffrey. He is 77 years old.
Mijn vader heet Geoffrey. Hij is 77 years old.
My mother is called Susan. She is 69 years old.
Mijn moeder heet Susan. Zij in 69 jaar oud.
My parents have been married 49 years.
Mijn ouders zijn al 49 jaar getrouwd.
I have two sisters
Ik heb 2 zusters
One sister is called Rebecca. She is 48 years old.
Een zus heet Rebecca. Zij is 48 jaar oud.
One sister is called Ruth. She is 35 years old.
Een zus heet Ruth. Zij is 35 jaar oud.
I don’t have brothers.
Ik heb geen broers.
mother
moeder
father
vater
brother
broer
sister
zus
grandmother
oma
grandfather
opa
his children
zijn kinderen
her children
haar kinderen
my
mijn
our
onze
your (to one person) children
je/jouw kinderen
your (plural possessive) children
jullie kinderen
their children
hun kinderen