Week 7 Flashcards
Vooroordelen
Houding tov mensen in een groep omdat ze lid zijn van die groep
Attitudes bestaan uit
- Cognitie
- Affect
- Gedrag
Vooroordelen bestaan uit:
- Stereotypes
- Emoties
- Discriminatie
Stereotypes
Gegeneraliseerde ideeën over hoe mensen in een bepaalde groep zijn, zonder rekening te houden met individuele verschillen
(heuristiek)
Gevolg sociale categorisatie
- Soms helpend als het klopt
- Vaak niet kloppend
Sociale categorisaties zijn hardnekkig door..
- Confirmation bias
- Perseveratie effect
- Hardnekkiger als ze emoties oproepen
Discriminatie
Schadelijke, onrechtvaardige negatieve acties tov leden van een groep omdat ze bij die groep horen
Spanning, boosheid of een laag zelfvertrouwen … de kans tot agressief gedrag tegenover andere groepen
Verhogen
We gaan onbewust naast mensen zitten die op ons lijken, dit leidt tot..
Eenzaamheid van minderheidsgroepen
Micro-agressies treden op door stereotypes, ondanks minder discriminatie tegenwoordig. Micro-agressies zijn
Microagressies zijn subtiele, vaak onbedoelde uitspraken, gedragingen of houdingen die discriminerend, denigrerend of beledigend kunnen zijn tegenover leden van gemarginaliseerde groepen. Hoewel ze op het eerste gezicht klein lijken, kunnen ze een cumulatieve impact hebben op de psychologische gezondheid en het welzijn van degenen die ermee te maken krijgen.
Onbewuste associaties sturen onze …
Sociale cognities. B.v. agressie + donkere mensen associatie
Bogus pipeline
Deelnemers wijsmaken dat een machine hun werkelijke attitudes registreerde
Waarom helpt de bogus pipeline bij het meten van vooroordelen?
Omdat mensen niet willen toegeven dat ze vooroordelen hebben, zo vermijd je sociaal wenselijke antwoorden
Voorspelt de implicit association test gedrag?
Nee, maar wel de sterkte van de associatie.
Gevolgen discriminatie zelfwaardering
Lagere zelfwaardering minderheidsgroep
Rol self-fulfilling prophecy bij vooroordelen en stereotypes
Proces:
- Iemand heeft een verwachting over jouw gedrag, gebaseerd op een stereotype (bijvoorbeeld: “Vrouwen zijn niet goed in wiskunde”).
- Die persoon gedraagt zich op een manier die die verwachting communiceert (bijvoorbeeld: een leraar biedt minder wiskundige uitdagingen aan een meisje).
- Jij internaliseert deze subtiele signalen en gaat presteren op een manier die aansluit bij de verwachtingen (bijvoorbeeld: minder goed presteren in wiskunde).
- Het stereotype lijkt bevestigd, waardoor de cyclus zich voortzet.
Waarom een cyclus?: Het is een interpersoonlijk proces omdat het gedrag van anderen een kettingreactie veroorzaakt: hun verwachtingen beïnvloeden jouw gedrag, wat op zijn beurt hun stereotype versterkt.
Sociale identiteitsbedreiging
Proces:
1. Je wordt geconfronteerd met een situatie waarin een stereotype over jouw groep relevant is (bijvoorbeeld: een test waarvan gezegd wordt dat het “mannen beter ligt dan vrouwen”).
- Je wordt je sterk bewust van dat stereotype, wat je cognitieve en emotionele energie opslokt (bijvoorbeeld: piekeren of angst om het stereotype te bevestigen).
- Dit belemmert je prestaties en versterkt het gevoel dat je niet goed genoeg bent, los van je daadwerkelijke capaciteiten.
Dit is een intrapersoonlijk proces, omdat de effecten zich voornamelijk binnen jezelf afspelen: je overtuigingen en emoties worden negatief beïnvloed.
Concurrerende stereotypes effect
Experimentele groep: Aziatische vrouwen bij wiskundetoets
Conditie 1: “mannen doen het vaak beter”
Conditie 2: “Aziatische mensen doen het vaak beter”
Conditie 1 = minder prestatie
Conditie 2 = meer prestatie
onderzoek: zwarte kinderen moesten kiezen of ze liever met een zwarte of witte pop wilde
spelen
● meerderheid kiest witte pop omdat die ‘liever’ is
=> zijn zich dus al vroeg bewust van stereotypes
Yes
Waarom hebben we vooroordelen? Normatieve regels
Normatieve regels:
Sociale druk om te conformeren, racisme nemen we over uit de omgeving
Waarom hebben we vooroordelen? Geïnstitutionaliseerde discriminatie
Discriminatie door overheid of andere autoriteit die neergezet wordt als “normaal”.
Waarom hebben we vooroordelen? Sociale cognitie
We willen een positief zelfbeeld en willen dat onze groep de beste is, hierdoor praten we negatief over andere groepen.
Etnocentricisme
Geloof dat je eigen groep de beste is
- Normaal zo lang het niet extreem is
In-group bias
Mensen uit eigen groep voortrekken
Out-group homogeniteit
Mensen uit andere groepen niet zien als individu, maar als ‘groep’.
Generalisatie
Realistische conflicttheorie;
Groepen die met elkaar in conflict zijn om beperkte middelen vormen vooroordelen over elkaar.
Zondeboksmechanisme:
in slechte tijden hebben individuen de neiging zich af te reageren op mensen in een zij-groep met wie ze rechtstreeks om schaarse middelen concurreren
Contacthypothese
Methode om vooroordelen te verminderen onder bepaalde voorwaarden
● gelijke status
● ondersteund door sociale normen
● wederzijdse afhankelijkheid
● gemeenschappelijk doel
● informeel en interpersoonlijk
● vindt plaats met verschillende mensen in de zij-groep ipv met slechts één symbolisch contact
uitgebreide contact effect
Het uitgebreide contacteffect (extended contact effect) verwijst naar het fenomeen dat indirecte positieve contacten tussen leden van verschillende groepen (via een gedeelde derde partij) kunnen bijdragen aan het verminderen van vooroordelen en intergroepsconflicten. Dit effect is gebaseerd op sociale leerprocessen en benadrukt dat je vooroordelen kunt verminderen, zelfs zonder direct persoonlijk contact met een lid van een andere groep.
Parasociaal contact
Emotioneel 1-zijds verbonden met bekend persoon
Indirect contact
het zien van intergroepscontact via voorbeelden in nieuws of media. Veelbelovend om vooroordelen te verminderen
Jigsaw model
Minder discriminatie in klassen door kinderen in gemixte groepen samen te laten werken, zorgt dat ze van elkaar afhangen.
- Vermindert vooroordelen
- Vergroot integratie/empathie
- Mensen zien als individu