Week 5 pt 2 Flashcards

1
Q

Wanneer groepen niet hun best doen om erachter te komen wie het meest competente groepslid is en iemand kiezen die er geen verstand van heeft, leidt tot …

A

Procesverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer de meest competente leden het vervelend vinden om met andere groepsleden oneens te zijn, leidt dit tot …

A

Procesverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Unieke/gedeelde informatie groepen:

A

unieke informatie is info die alleen jij hebt, gedeelde is informatie bekend voor de groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Groepen focussen meet op … (gedeelde/unieke) informatie.

A

Gedeelde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zou er gebeuren?

“In the shared information condition, groups of four participants were given the same packet of information to read, all of which indicated that Candidate A was the best choice for office. Not surprisingly, when the groups met to discuss the candidates, almost all of the members chose Candidate A. In the unique information condition, each participant in the group received a different packet of information. All participants learned that Candidate A had the same four negative qualities, but each learned that Candidate A also had two unique positive qualities—that is, positive qualities that were different from those listed in other par ticipants’ packets. Thus, if the four participants shared with each other the information in their packets, they would learn that Candidate A had a total of eight positive quali ties and four negative qualities.”

A

Ze zouden waarschijnlijk stemmen tegen de kandidaat omdat ze niet focussen op de unieke informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Transactief geheugen:

A

gecombineerde geheugen van groep wanneer het meer efficiënt is dan het geheugen van individuele groepsleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Groepsdenken:

A

proces waarin het behouden van groepscohesie en solidariteit meer prioriteit krijgt dan realistische feiten. Vaak slechte beslissingen. Vaak bij politieke beslissingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Groupthink treedt vaak op in gehechte, homogene groepen met een zelfverzekerde leider.

A

Treedt ook op met weinig mensen, niet alleen veel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oorzaken groepsdenken: (geef ook voorbeelden)

A
  • Groepscohesie
  • Groepsisolatie
  • Directieve leider
  • Slechte besluitvormingsprocedures
  • Stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Symptomen groepsdenken: (geef ook voorbeelden)

A
  • Illusie van onkwetsbaarheid
  • Geloof in morele juistheid groep
  • Zelfcensuur (geen afwijkende standpunten bieden)
  • Directe druk om te conformeren
  • Illusie van eensgezindheid
  • Geestbewakers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Consequenties van groepsdenken:
(geef ook voorbeelden)

A
  • Incompleet overzicht alternatieven (niet alles overwogen)
  • Er wordt niet stilgestaan bij de risico’s van het geprefereerde alternatief
  • Gebrekkige informatieverzameling
  • Afwezigheid van noodscenario’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Groepsdenken voorkomen: de leider moet..
(geef ook voorbeelden)

A
  • Onpartijdig blijven
  • Anonieme mening vragen
  • Advocaat van de duivel aanstellen (iemand moet altijd reden geven dat het een slecht idee is)
  • Externe meningen vragen
  • Plan B ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pluralistische onwetendheid:

A

mensen denken dat iedereen een situatie op een bepaalde manier ziet terwijl dit in feite helemaal niet zo is. Gebeurt bij grote bedrijven waar baas beslissingen maakt en vraagt wie het ermee eens is, docent vraagt of er nog vragen zijn en niemand dit doet, dus jij ook niet.

Pluralistische onwetendheid is een psychologisch fenomeen waarbij individuen in een groep ten onrechte aannemen dat hun eigen opvattingen, gevoelens of gedrag afwijken van die van de meerderheid, terwijl in werkelijkheid velen hetzelfde denken of voelen. Dit kan leiden tot situaties waarin mensen hun echte mening of gevoelens niet uiten omdat ze denken dat deze niet door anderen gedeeld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer een baas vraagt of iemand nog vragen heeft, en niemand een vraag stelt, waardoor jij jouw vraag ook niet stelt, is een voorbeeld van…

A

Pluralistische onwetendheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Groepspolarisatie:

A

de neiging van groepen om extremere keuzes te maken dan individuele leden (extremere versies van aparte meningen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Risky shift: (groepspolarisatie)

A

als de gemiddelde individuele keuze neigt naar 1 kant wordt na een bespreking in de groep de mening en groepskeuze nog extremer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Conservative shift (groepspolarisatie)

A

Conservative shift: gemiddelde individuele keuze leunt al meer naar de minder risicovolle kant, na groepsbespreking wordt de mening nog minder riskant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Volgens de sociale vergelijkingstheorie is het eerste wat mensen in een groepsdiscussie doen … , zodat ze …

A
  1. (luisteren naar de mening van anderen)
  2. (een vergelijkbare mening kunnen kiezen om geaccepteerd te worden).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Groepspolarisatie wordt in discussies veroorzaakt door (2 factoren):

A
  1. Informationele invloed: alle individuen brengen argumenten met zich mee waardoor mensen overtuigd worden.
  2. Normatieve invloed: mensen luisteren naar anderen en adopteren hun mening om erbij te horen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Persuasieve-communicatie verklaring voor informationele invloed groepspolarisatie:

A

je krijgt argumenten/redenen waarom je zelf nog niet aan gedacht had, dus je wordt nog extremer in je standpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Theorie van geboren leider:

A

een theorie die stelt dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken bij een goede leider horen, onafhankelijk van de situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wetenschap over persoonlijkheid van leiders:

A

Mensen van alle persoonlijkheden kunnen goede leiders zijn. Bijna geen trekken correleren matig, de rest zwakker. Leiders scoren ietwat hoger op intelligentie, extraversie, charisma, openheid, zelfverzekerdheid en assertiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Transactionele leider:

A

leiders met duidelijke korte-termijn doelen wie mensen belonen die aan deze doelen voldoen. Deze leiders zorgen voor een well-oiled machine.

24
Q

Transformationele leider:

A

leiders wie hun volgers inspireren met gedeelde lange-termijndoelen. Deze leiders denken out of the box en zorgen ervoor dat hun volgers geïnspireerd blijven voor het bereiken van the big picture.

25
Q

Goede leiderschap is … gehecht aan persoonlijkheid, en leiderschapsstijlen zijn … gehecht aan persoonlijkheid.

A
  1. Zwak, 2. Sterk
26
Q

De meest effectieve leiders gebruiken de … leiderschapsstijl.

A

Beide, charisma én het behouden en belonen voor dagelijkse operaties zijn van belang.

27
Q

Contingency theory of leadership:

A

De contingency theory of leadership stelt dat er niet één universele leiderschapsstijl is die in alle situaties effectief is. In plaats daarvan hangt de effectiviteit van een leiderschapsstijl af van de specifieke situatie en context waarin de leider zich bevindt. De theorie benadrukt dat verschillende situaties verschillende leiderschapsbenaderingen vereisen.

Goed bestudeerd en veel bewijs.

  • 2 typen leiders:
    o Taakgerichte leider: focus op performance, minder op gevoel. Werkt het beste in controlerijke of arme werksituaties.
    o Persoonsgerichte leider: focus op gevoel, minder op performance. Werkt het beste in gematigde situaties.
28
Q

2 typen leiders contingency theory

A

o Taakgerichte leider: focus op performance, minder op gevoel. Werkt het beste in controlerijke of arme werksituaties.
o Persoonsgerichte leider: focus op gevoel, minder op performance. Werkt het beste in gematigde situaties.

29
Q

… doen het volgens de contingency theory of leadership goed in high-control work situations, waarin de leider als krachtig gezien wordt en de werklading gestructureerd is. B.v. een manager met macht over elke werknemer zijn performance review en salaris.

Taakgerichte leiders of persoonsgerichte leiders.

A

Taakgerichte leiders

30
Q

… doen het volgens de contingency theory of leadership goed in low-control work situations, waarin de leider niet als krachtig gezien wordt en de werklading niet duidelijk is. Bijvoorbeeld een supervisor van een nieuwe groep vrijwilligers.

Taakgerichte leiders of persoonsgerichte leiders.

A

Taakgerichte leiders

31
Q

… doen het volgens de contingency theory of leadership goed in moderate-control work situations, waarin het vrij goed gaat maar het belangrjkste werk nog gedaan moet worden.

Taakgerichte leiders of persoonsgerichte leiders

A

Persoonsgerichte leiders

32
Q

Er wordt gedacht dat vrouwen geen … traits hebben, waardoor mannen vaker als goede leider worden beschouwd.

A

Agentic traits: assertiviteit, controle, dominantie etc, geassocieerd met mannen. Vrouwen worden verwacht om communal te zijn: betrokken bij mensen, warm en behulpzaam.

33
Q

Omdat vrouwen meer communaal worden gezien, worden zij vaker in situaties geplaatst waarin interpersonele conflicten opgelost moeten worden. Het nadeel hiervan is dat …

A

Dit vaak situaties zijn van hoog risico met weinig succeskans. Onderzoek ondersteunt dat dit gebeurt. Mannen worden vaker in laag-risico posities aangenomen.

34
Q

Charisma en team-oriëntatie, zijn over de wereld … goede kwaliteiten voor leiderschap

A

Consistent.

35
Q

Cultuur heeft … effect op leiderschapsvoorkeuren.

36
Q

Autonoom leiderschap wordt meer gewaardeerd in … dan … Oost-europese of Latijns-amerikaanse.

A
  1. Oost-Europese. 2. Latijns-Amerikaanse.
37
Q

Glazen klif:

A

wanneer vrouwen het plafond doorbroken hebben en topposities bereiken wordt de kans groter dan mannen om leiding te krijgen over iets in crisis waar kans op mislukking groot is.

38
Q

Sociaal Dilemma:

A

Conflict tussen eigen belang en groepsbelang. Waarin de beste actie voor een individu slechte effecten zal hebben als de meeste mensen die keuze maken.

Bijvoorbeeld wanneer een restaurant de optie heeft dat mensen kunnen betalen wat ze willen, zodat mensen van lagere inkomens minder hoeven te betalen dan anderen. Maar als iedereen lage prijzen kiest werkt dit in nadeel.

39
Q

Voor-wat-hoort-wat strategie:

A

eerst samenwerken en altijd reageren zoals je tegenstander deed op de vorige trial. Deze strategie communiceert de bereidheid om te coöpereren en een onbereidheid om te werken als de partner niets doet. Leidt vaak tot betere coöperatie.

40
Q

Integratieve oplossing:

A

Een integratieve oplossing in groepen is een aanpak waarbij de betrokken partijen samenwerken om een compromis te vinden dat niet alleen aan de basisbehoeften van alle partijen voldoet, maar ook probeert om ieders belangen te maximaliseren. Dit soort oplossingen wordt vaak gezocht bij conflicten of onderhandelingen binnen groepen.

41
Q

Inter-groepsprocessen:

A

processen tussen 2> groepen.

42
Q
  1. Wij-groep/in-group:
  2. Zij-groep/out-group:
A
  1. Wij-groep/in-group: de groep waarvan degene die hem typeert als groep lid is
  2. Zij-groep/out-group: anderen die zelf niet tot die groep behoren.
43
Q

Communicatie leidt over het algemeen tot het … van een conflict als het onderliggende vertrouwen toeneemt.

Oplossen/niet oplossen

44
Q

Mensen met de verwachting dat ze in de toekomst zullen samenwerken, zullen tijdens het prisoner’s dilemma … coöperatieve keuzes maken.

45
Q

Om conflicten te verminderen, werkt het … om individuen het prisoner’s dilemma te laten spelen dan groepen.

A

Beter. Mensen met een negatief beeld over de groep hebben niet zo’n sterke attitude over de individuen daarin.

46
Q

Bedreigingen zijn … om conflict te verminderen.

Effectief/niet effectief

A

Niet effectief.

47
Q

Fiedler Contingency Model

Leader-Member Relations
Task Structure
Position Power

A
  1. Leader-Member Relations:

Hoe sterk is de band tussen de leider en de volgers?
Goede relaties verhogen de kans op effectief leiderschap.

  1. Task Structure:

Is de taak duidelijk gedefinieerd en gestructureerd?
Gestructureerde taken vereisen minder flexibiliteit van de leider.

  1. Position Power:

Hoeveel formele macht heeft de leider (bijvoorbeeld belonen of straffen)?
Meer macht geeft de leider meer controle.

48
Q

Fiedler gebruikte een schaal genaamd de Least Preferred Co-worker (LPC) om leiderschapsstijl te meten:

Hoge en lage LPC scorers zijn..

A

Hoge LPC-score: Relatiegerichte leiders (gericht op samenwerking en motivatie).

Lage LPC-score: Taakgerichte leiders (gericht op het behalen van resultaten).

49
Q

Groepsisolatie

A

Groepsisolatie verwijst naar de situatie waarin een groep afgesloten is van externe informatie, alternatieve perspectieven of feedback van buitenstaanders. Deze isolatie kan het kritisch denken binnen de groep verminderen en bij dragen aan groepsdenken (groupthink), een fenomeen waarbij de drang naar consensus binnen de groep leidt tot irrationele of disfunctionele beslissingen.

50
Q

Symptoom van groepsdenken:

Illusie van onkwetsbaarheid

A
  1. Illusie van onkwetsbaarheid
    Wat is het? Groepsleden voelen zich onoverwinnelijk of onkwetsbaar, wat kan leiden tot overmoed en risicovolle beslissingen. Ze denken dat niets hen kan stoppen of dat hun acties altijd succesvol zullen zijn.
    Voorbeeld: Een bedrijfsteam besluit om een grote investering te doen in een risicovol project, omdat ze geloven dat hun eerdere successen hen onfeilbaar maken. Ze negeren signalen van mogelijke risico’s of negatieve feedback van externe consultants, omdat ze denken dat ze niet kunnen falen.
51
Q

Symptoom van groepsdenken:

Geloof in morele juistheid van de groep

A
  1. Geloof in de morele juistheid van de groep
    Wat is het? De groep gelooft dat haar normen, waarden en beslissingen moreel juist zijn, en dat externe partijen of afwijkende meningen ongelijk hebben. Dit kan leiden tot het negeren van ethische kwesties of de rechten van anderen.
    Voorbeeld: Een politieke partij kan een beslissing nemen die niet transparant of eerlijk is, maar de leden geloven dat hun standpunt altijd moreel superieur is, waardoor ze geen alternatieve meningen overwegen.
52
Q

Symptoom van groepsdenken:

Zelfcensuur

A
  1. Zelfcensuur (geen afwijkende standpunten bieden)
    Wat is het? Groepsleden onderdrukken hun eigen twijfels of bezorgdheden over de beslissing, uit angst voor afkeuring of om conflicten te vermijden. Ze durven geen afwijkende meningen of kritiek te uiten.
    Voorbeeld: Een teamlid heeft twijfels over een geplande actie, maar uit deze niet omdat hij bang is dat hij uit de groep zal worden gezet of dat hij als negatief wordt gezien.
53
Q

Symptoom van groepsdenken:

Directe druk om te conformeren

A
  1. Directe druk om te conformeren
    Wat is het? Groepsleden die afwijken van de meerderheid of niet in lijn liggen met de groep, worden actief onder druk gezet om hun standpunt te veranderen en zich aan de groepsnormen aan te passen.
    Voorbeeld: In een vergadering wordt een teamlid aangespoord om zijn standpunt in te trekken wanneer hij tegen het voorstel van de leider in gaat. De andere leden van de groep benadrukken dat het voorstel “echt goed is” en dat het beter is om samen te werken.
54
Q

Symptoom van groepsdenken:

Illusie van eensgezindheid

A
  1. Illusie van eensgezindheid
    Wat is het? Groepsleden gaan ervan uit dat iedereen het eens is met de genomen beslissingen, vaak omdat de meningen die zich niet volledig conformeren stil worden gehouden. Dit creëert een schijn van unanieme overeenstemming.
    Voorbeeld: Bij een belangrijke beslissing in een bedrijf wordt aangenomen dat iedereen het eens is, simpelweg omdat niemand zijn zorgen heeft geuit. In werkelijkheid heeft een aantal leden twijfels, maar ze hebben geen kritiek geleverd.
55
Q

Symptoom van groepsdenken:

Geestbewakers

A
  1. Geestbewakers (mindguards)
    Wat is het? Sommige leden van de groep nemen het op zich om informatie die tegen de groepsbeslissingen in gaat te onderdrukken of te censureren, zodat de groep geen twijfels krijgt over haar koers.
    Voorbeeld: In een projectgroep kunnen bepaalde leden selectief informatie negeren of verbergen die de beslissing om door te gaan met een risicovolle investering zou kunnen ondermijnen. Ze willen niet dat de groep zich zorgen maakt of afwijkt van het plan.