Week 3 pt 1 Flashcards

1
Q

Zelfconcept

A

Wie ben ik? Set van opvattingen over jezelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor beschrijving geven jonge kinderen over het zelfbeeld, en hoe volwassen mensen?

A

Jonge kinderen focussen op fysieke attributen zoals hun sportvaardigheid.

Volwassenen focussen meer op gedachten/gevoelens en hoe anderen ons zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Veranderen cognitieve veranderingen etc. ons zelfconcept?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Persoonlijke identiteit (independent view)

A

Onszelf definiëren in termen van eigen interne gedachten, gevoelens en acties. Introspectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Relationele identiteit (interdependent view)

A

Onszelf definiëren in termen van relaties met anderen en dat ons gedrag beïnvloedt wordt door anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is persoonlijke identiteit of relationele identiteit accurater?

A

Relationele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale identiteit

A

Jezelf zien/beschrijven als lid van een bepaalde vereniging, groep, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 functies van zelfconcept

A
  1. Zelfkennis
  2. Zelfcontrole
  3. Impressiebeheer
  4. Zelfvertrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zelfkennis

A

Hoe we informatie over onszelf begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zelfcontrole

A

De vaardigheid om onmiddellijke verlangens aan de kant te zetten voor langetermijndoelen. Hoe we plannen maken en uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Impressiebeheer

A

Hoe we onszelf presenteren zoals we gezien willen worden. Het beheren van ‘impressions’ van anderen.

B:
De poging om ervoor te zorgen dat anderen je zien zoals je wilt dat ze je zien. B.v. beste foto’s op Instagram, slimme tweets. Mensen, dus ook politici en beroemdheden, houden zich hier mee bezig om hun publieke beeld sterk te houden. Het managen van de impressions van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zelfvertrouwen

A

Hoe we positieve beelden van onszelf bewaken.

Beïnvloed door je succes in dingen die voor jou belangrijk zijn. Ook beïnvloed door hoe sociale omgeving met je omgaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociometer theorie

A

Zelfvertrouwen zien als meter voor je sociale omgeving

Goede sociale omgeving = goed zelfvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Trait zelfvertrouwen

A

Zelfvertrouwen als kenmerk dat kan verschillen zoals een persoonlijkheidseigenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

State zelfvertrouwen

A

Zelfvertrouwen als tijdelijke staat (verschilt per situatie/dag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meisjes worden minder slim gevonden vanaf jonge leeftijd, maar presteren vaak beter. Waarom?

A

Meisjes worden meer beloond om hun best te doen, waardoor zij harder gaan werken dan mensen die intelligent gevonden worden.

Mensen die intelligent gevonden worden vermijden uitdagingen omdat zij de waarde willen bewaken van het intelligent zijn. Mensen die harde werkers worden genoemd willen uitdagingen aangaan en overkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hebben mensen in collectivistische cultuur vaak hoger of lager zelfvertrouwen en waarom?

A

Lager. Individualistische culturen stimuleren persoonlijke identiteit/succes. Eigen zelfvertrouwen erg belangrijk vergeleken met in collectivistische cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Narcisme

A

Overtollig zelfvertrouwen. Combinatie van buitensporige eigenliefde, egocentrisme, en een gebrek aan empathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Effect narcisme in leven (werk, relaties)

A

Leidt tot minder werksucces, agressiever, onvermogen om relaties te beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Worden mensen steeds narcistischer?

A

Geen info uit Nederland, in Amerika wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

4 bronnen zelfkennis

A
  1. Introspectie
  2. Zelfperceptie
  3. Sociale vergelijking
  4. Feedback van anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarom klopt introspectie vaak niet?

A

Echte redenen achter ons gedrag is vaak niet bewust beschikbaar, dus we vullen ontbrekende informatie in met plausibele verklaringen.

Introspectie: naar binnen kijken om innerlijke informatie te examineren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Zelfperceptie

A

Eigen gedrag evalueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Sociale vergelijking

A

Hoe je jezelf vergelijkt tot anderen.

Opwaartse sociale vergelijking: vergelijken met persoon die beter is dan jij in iets.

Neerwaartse sociale vergelijking: vergelijken met persoon die slechter is dan jij in iets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Opwaartse en Neerwaartse sociale vergelijking

A

Opwaartse sociale vergelijking: vergelijken met persoon die beter is dan jij in iets.

Neerwaartse sociale vergelijking: vergelijken met persoon die slechter is dan jij in iets.

26
Q

Zelfbewustzijnstheorie

A

Zelfbewustzijn activeert een vergelijking tussen je gedrag en interne standaarden (bijv. morele overtuigingen of persoonlijke doelen).
Als je gedrag overeenkomt met deze standaarden, leidt dat tot positieve emoties, zoals trots of voldoening.
Als er een discrepantie is, kun je negatieve emoties ervaren, zoals schaamte of schuld.

Twee mogelijke reacties:

  1. Aanpassing van gedrag: Je probeert je gedrag te veranderen om beter overeen te komen met je normen en standaarden.
  2. Vermijden van zelfbewustzijn: Als het corrigeren van je gedrag moeilijk of onaangenaam is, kun je proberen zelfbewustzijn te vermijden door bijvoorbeeld afleiding te zoeken

Het idee dat wanneer mensen focussen op zichzelf, ze hun gedrag evalueren aan de hand van interne standaarden en waarden.

B.v.: intrusive thoughts over negatieve dingen van jezelf staan in conflict met eigen waarden

27
Q

Causale theorieën over zelf:

A

Oorzakelijke theorieën over eigen gevoelens en gedrag, vaak geleerd door cultuur. (Mijn stemming hoort beïnvloed te worden door X, dus het zal zo zijn).

28
Q

Zelfperceptie theorie:

A

De theorie dat wanneer onze attitudes en gevoelens onzeker en ambigue zijn, we dit afleiden door ons gedrag en de situatie te observeren. Stelt dat mensen hun attitudes en gevoelens afleiden door hun eigen gedrag te observeren, vooral in situaties waarin interne signalen (zoals emoties of overtuigingen) zwak of ambigu zijn. Met andere woorden, we leren wie we zijn door te kijken naar wat we doen.

  1. Eerst door gedrag als we niet weten hoe we ons voelen
  2. Als gedrag niet logisch samenhangt met de emotie, gebruiken we informatie uit de omgeving.
29
Q

2-factor theorie van emotie:

A

Het idee dat emotionele ervaring het resultaat is van 1) fysiologische arousal, gevolgd door 2) verklaring voor arousal.

  • Mensen kiezen meest waarschijnlijke verklaring voor hun emotie (dus ook in experimentele omstandigheden)
30
Q

Misattributie van arousal:

A

Verkeerde verklaring voor je arousal (emotionele staat).

31
Q

Overrechtvaardigingseffect:

A

Wanneer extrinsieke motivatie intrinsieke motivatie vernietigd.

32
Q

Task-contingent rewards:

A

beloningen die gegeven worden voor een taak, los van hoe goed het wordt uitgevoerd.

33
Q

Performance-contingent rewards:

A

beloningen die afhangen van performance.

34
Q

Hoe voorkom je het overrechtvaardigingseffect?

A

Positieve feedback geven zonder extra druk te leggen op de taak en daarmee de persoon nerveus te maken voor de evaluatie.

35
Q

Growth mindset

A

Idee dat overwinning door hard werk, strategie en feedback komt

36
Q

Fixed mindset

A

Idee dat we een gefixeerd niveau hebben van een vaardigheid dat niet veranderd kan worden.

37
Q

Zijn anderen nodig voor de ontwikkeling van het zelfconcept, of wordt het ook in de afwezigheid van anderen ontwikkeld?

A

Anderen zijn nodig.

38
Q

Zelfvergelijkingstheorie:

A

Het idee dat we over onszelf leren door te vergelijken met anderen (vaardigheden en attitudes).

39
Q

Social tuning (looking-glass self)

A

We zien onszelf en de sociale wereld door de ogen van anderen en adopteren deze blikken. Gebeurt ook onbewust.

40
Q

Onder welke omstandigheden treedt social tuning op?

A

Wanneer je graag met iemand wil omgaan.

o Wanneer iemand gemeen gedraagt heb je meer vooroordeel dan anders, en wanneer je iemand aardig vindt minder.

41
Q

3 tips zelfcontrole

A
  1. Implementatie-intentie
  2. Verleiding voorkomen
  3. Ego-depletie
42
Q

Implementatie-intentie:

A

Specifieke plannen over waar, wanneer en hoe je een doel gaat bereiken en afleidingen gaat vermijden.

43
Q

Ego-depletie

A

Voldoende rust is vereist voor zelfcontrole. Het kost energie om nee te zeggen tegen afleidingen, waarna zelfcontrole moeilijker is.

Bewijs beperkt, zelfcontrole groter dan door deze theorie gedacht. Motivatie is van belang.

44
Q

Vleien/ingratiation (vorm impressiebeheer)

A

Lieve opmerkingen maken om aardig gevonden te worden. Sympathie tonen, instemmen met meningen etc.

45
Q

Onwenselijk gevolg vleien

A

Leidt mogelijk tot negatief zelfbeeld.

46
Q

Self-handicapping

A

Het creëren van een excuus waardoor ze verwachten slecht te presteren op een taak. Voorkomt teleurstelling wanneer het resultaat slecht is.

Een voorbeeld van een self-handicap strategie is om in plaats van goed te eten en slapen voor het tentamen te gaan feesten, zodat je tijdens het tentamen de dag daarop een excuus hebt.

47
Q

Gedrags self-handicap

A

Behaviour self-handicap: handelen om de kans op succes direct te verlagen. Drugs, alcohol, minder inzet, niet voorbereiden etc. (mannen vaker dan vrouwen)

48
Q

Reported self-handicap

A

Reported self-handicap: excuus bedenken voor het geval dat je faalt. Klagen dat je je niet goed voelt, maar niet daadwerkelijk gaan feesten etc.

49
Q

Onwenselijk gevolg self-handicap:

A

We gaan de excuses geloven. Waarom zou je hard werken als je toch gaat falen?

50
Q

Wat vinden mensen ervan wanneer ze opmerken dat iemand doet aan self-handicapping?

A

Negatieve mening. Vrouwen extra kritisch, want vrouwen plaatsen meer waarde in hard werk.

51
Q

Culturele verschillen in impressiebeheer

A

Veel belangrijker in Aziatische culturen, waar b.v. juiste aantal en goede mensen bij bruiloft belangrijk is.

52
Q

Het zelf is ….. geactiveerd

53
Q

Zelfreferentie-effect:

A

informatie over onszelf erg goed en efficiënt verwerkt/onthouden.

B.v.: cocktail-party effect (naam dringt door)

54
Q

Spotlight effect:

A

Idee dat je in center van aandacht staat, vooral wanneer je zelfbewust/negatief over jezelf voelt.

55
Q

Hoe vaker men aan zichzelf denkt, hoe ….. hun stemming

56
Q

Wat bedoelde Wilson met “telling more than we know”?

A

Onze verklaringen voor onze gevoelens en gedrag bevatten vaak meer informatie dan we kunnen weten.

57
Q

Actual self
Ideal self
Ought self

A

Actual self: wie we momenteel zijn

Ideal self: wie je wilt zijn

Ought self: hoe zou ik moeten zijn. (volgens anderen)

58
Q

Zelfdiscrepantie theorie:

A

Jezelf zien op een andere manier dan hoe je wilt zijn.

Confrontatie hiermee leidt tot negatief gevoel. Zelfcontrole hiervoor belangrijk.

59
Q

Effect van kinderen praisen voor intelligentie versus voor effort:

A

Mensen gecomplimenteerd voor intelligentie adopteren fixed-mindset: ze denken “ik moet niks doen dat kan bewijzen dat ik niet intelligent ben”, dus vermijden uitdaging. Effort mensen adopteren growth-mindset.

60
Q

2 mogelijke reacties volgens de zelfbewustzijnstheorie wanneer er discrepantie is tussen je waarden en je gedrag

A

Twee mogelijke reacties:

  1. Aanpassing van gedrag: Je probeert je gedrag te veranderen om beter overeen te komen met je normen en standaarden.
  2. Vermijden van zelfbewustzijn: Als het corrigeren van je gedrag moeilijk of onaangenaam is, kun je proberen zelfbewustzijn te vermijden door bijvoorbeeld afleiding te zoeken