WEEK 5: HC5 - Ruijssenaars H10 - Tijms H1 + 3 - Toll Flashcards

1
Q

Hoe ziet het continuüm van onderwijs, zorg en deskundigheid eruit? (A tm D; HC)

A

A: Aanpassing van de reguliere aanpak in de klas
B: Inschakelen van deskundige remedial teacher of gespecialiseerde leerkracht
C: Gespecialiseerde diagnostiek naar individugebonden factoren en contextfactoren door gedragsdeskundigen
D: Gespecialiseerde behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt stap A in bij het zorgcontinuüm? (HC)

A

Dan gaat de leraar kijken wat hij kan doen aan differentiatie. Leerling meer/minder werk geven, aparte groepjes, extra uitleg, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt stap B in bij het zorgcontinuüm? (HC)

A

Binnen de school extra aandacht aan de leerling geven, maar wel buiten de klas. Extra-intensief onderwijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt stap C in bij het zorgcontinuüm? (HC)

A

Vraag naar diagnostiek. Welke factoren spelen in het kind en de omgeving. Wat kan je met deze uitkomsten?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt stap D in bij het zorgcontinuüm? (HC)

A

Gespecialiseerde behandeling door orthopedagoog of psycholoog, waarbij wordt gekeken naar behoefte van het kind en wat het kind nodig heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Programma’s van remedial teacher verschillen niet veel van orthopedagoog. Wat zijn de overeenkomsten? (HC)

A
  • Taakgerichtheid
  • Effectiviteit
  • Deskundigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Programma’s van remedial teacher verschillen niet veel van orthopedagoog. Wat zijn de verschillen? (HC)

A
  • Orthopedagoog kan meer aangepast aan individu
  • Ernst en hardnekkigheid van het probleem (binnen het onderwijs niet genoeg handen voor)
  • Complexiteit van het probleem
  • Aard van de interventie (doelen in behandeling zijn breder, vooral bij comorbiditeit worden beide problemen behandeld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zijn basisprincipes nuttig voor? (HC)

A

Om op maat te kunnen werken. Om behandeling te kunnen structureren en controleren. Je gebruikt ze bij maatwerkprojecten waarbij je zelf een behandeling opzet. Weinig protocol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de drie belangrijkste basisprincipes welke je inzet bij maatwerktrajecten? (HC)

A
  1. Typen en kwaliteit van kennis
  2. Instructieprincipes
  3. Feedback
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je wilt weten waar het mis gaat met de kennis van het kind. Welke drie typen kennis heb je? (HC)

A
  1. Declaratieve kennis
  2. Procedurele kennis
  3. Metacognitieve kennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Declaratieve kennis? (HC)

A

Kennis van feiten. Kan je zo uit je geheugen ophalen. Verandert over tijd. Belangrijk in de schoolse kennis, welke kennis heeft een kind paraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Procedurele kennis? (HC)

A

Kennis van procedures en strategieën. De kennis is nog niet geautomatiseerd (zijn nog geen feiten). Kennis van spellingsregels bv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Metacognitieve kennis? (HC)

A

Zelfkennis. Kennis over je eigen kennis en over je eigen leerproces. Bv weten dat je te snel werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat bepaalt de kwaliteit van kennis? (HC)

A
  1. Abstractieniveau - kinderen die aan begin van leren rekenen staan, hebben veel concretisering nodig zoals bv optellen op handen. Later kunnen kinderen uit hun hoofd rekenen. Concreet of mentaliseren.
  2. Wendbaarheid - ben je in staat om kennis die je hebt in verschillende situaties toe te passen
  3. Mate van automatisering - sommige kennis hoef je niet over na te denken, bij andere kennis moet je wel meer nadenken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn drie instructieprincipes? (HC)

A
  1. Remediëren
  2. Compenseren/dispenseren
  3. Stimuleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt Remediëren in als instructieprincipe? (HC)

A

Herstellen van verstoorde leerproces, bezig gaan met wat kind moelijk vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke drie aspecten horen bij Remediëren als instructieprincipe? (HC)

A
  1. Isoleren - leertaak afbakenen en daarmee specifiek oefenen
  2. Integreren - die kennis integreren met andere kennis die ze al kennen, minder specifiek maken
  3. Generaliseren - kennis die geleerd is breder laten toepassen, op school, thuis, etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat houdt Compenseren/dispenseren in als instructieprincipe? (HC)

A

Compenseren is hulpmiddelen inzetten die ervoor zorgen dat het probleem minder belemmerend is. Dispenseren is kinderen vrijstelling geven, zoals extra tijd bij een toets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat houdt Stimuleren in als instructieprincipe? (HC)

A

Rekening houden met motivatie van kind in behandeling, rekening houden met interesses kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is één van de meest krachtige middelen om gedragsverandering bij kinderen met leerproblemen in gang te zetten? (HC)

A

Feedback.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is wel/niet effectief om feedback aan te geven aan kinderen met leerproblemen? (HC)

A

Wel effectief:
- Over inspanning en proces
- Positieve feedback

Niet effectief:
- Over persoon (kind kan angstig worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de doelen van behandeling dyslexie volgens PDDB 3.0? (HC)

A
  • Bereiken voldoende niveau technisch lezen en spellen, uitgedrukt in gangbare eisen en criteria passend bij leeftijd, schoolniveau en/of beroepsperspectief van client en een voor client acceptabel niveau van zelfredzaamheid
  • Vergroten van kennis over en acceptatie van ernstige dyslexie bij client en zijn/haar syteem en van motivatie voor behandeling bij client en zijn/haar systeem (psychoeducatie). Samen met ouders, kind en school plan voor nazorg maken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn kenmerken van de behandeling van dyslexie volgens PDDB3.0? (HC)

A
  • Gaat uit van een specifiek probleem met technisch lezen/spellen van woorden (problemen op woordniveau)
  • Gaat uit van een specifiek taalverwerkingsprobleem, veelal fonologisch van aard (problemen met verwerken en identificeren van klanken)
  • Richt zich op lezen en spellen afzonderlijk en geïntegreerd (oefeningen waarbij woorden moeten worden gelezen en gespeld en aandacht voor klankoefeningen gekoppeld aan spellen)
  • Richt zich op gekoppelde verwerking van spraakklanken en letters/woorden (flitsen)
  • Gebruikt specialistische leestraining in de vorm van tijd gecontroleerde visuele woordherkenning
  • Bestaat uit inhoudelijke modules, die planmatig en systematisch zijn opgebouwd (alleen variatie in tempo waarmee kinderen dit doorlopen)
  • Is in principe hetzelfde voor iedereen, met aandacht voor individuele kenmerken
  • Is geïmplementeerd in een programma dat vrijwel altijd computerondersteund zal worden aangeboden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn kenmerken van effectieve remediëring? Zijn er 20 (HC)

A
  1. Vroegtijdige inzet en niet afwachten tot een opeenstapeling van problemen
  2. Instructie in een kleine groep of individueel
  3. Gebruik van precieze volgorde in gebruikte voorbeelden en instructies. Opbouw gebaseerd op inhoudelijke taak- en procesanalyse, met een indeling in kleine stappen
  4. Opbouw van concreet naar gevisualiseerd (schema, model, stappenplan) naar verbaal naar symbolisch/abstract
  5. Opbouw van leerproces moet toewerken naar toepassing van het geïsoleerde geleerde in meer en ook nieuwe problemen (integreren, generaliseren en teaching to mastery)
  6. Gebruik van een vaste oplossingsprocedure en een eenduidig, vast model. Pas na volledige beheersing dit uitbreiden
  7. In procedures zit declaratieve kennis besloten. De declaratieve kennis die onderdeel is van een procedure moet vooraf bekend/geanalyseerd zijn
  8. Oriënteer op nieuw te leren kennis. Bewust laten worden van het waarom van de te leren kennis en oriënteren zijn een belangrijk startpunt op elk moment dat iets nieuws aan bod komt
  9. De instructie is expliciet:
  10. De aan te leren declaratieve/procedurele kennis is probleem-specifiek/gericht en niet algemeen van aard
  11. De oplossingsprocedure is stap-voor-stap
  12. Verbaliseren. Stap-voor-stap hardop nadoen ondersteunt de zelfregulatie
  13. Visuele representatie van oplossingsprocedures van belangrijke principes
  14. Begeleid oefenen gaat over in zelfstandig oefenen
  15. Veel oefening en herhaling. Oefenen, herhalen en versnellen hebben pas zin als er geen fouten meer worden gemaakt bij het voor- en nadoen
  16. Expliciet oefenen met tussenpozen te spreiden over tijd
  17. Continue feedback, positieve feedback en gekoppeld aan de taak-in uitvoering
  18. Continue diagnostiek (observeren, diagnostisch gesprek en doorvragen)
  19. Bedacht zijn op negatieve factoren (angst, demotivatie, toeschrijven slechte prestaties aan zichzelf)
  20. Het geleerde afstemmen op en zorgen voor overdracht naar de reguliere context (school, dagelijks leven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is effectief bij behandeling van dyscalculie? (HC)

A
  • Gebaseerd op gedegen taak- en procesanalyse, kleine (tussen)stappen
  • Gebruik van een vaste oplossingsprocedure en vast model
  • Expliciete stap-voor-stap instructie en modeling (heel vaak voordoen voor kind, zodat kind het kan nadoen)
  • Frequente oefening en herhaling (bij foutloos nadoen)
  • Continue (positieve) feedback gekoppeld aan de taak (bij ieder stapje)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is minder effectief bij behandeling bij kinderen met leerproblemen? (HC)

A

Als je alleen inzet op didactische aspect. Kinderen met leerproblemen hebben namelijk veel nare ervaringen gehad en worden iedere dag geconfronteerd met het feit dat leren niet lukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Vul aan (HC). Kinderen met een leerstoornis hebben een verhoogde kans op…

A

het ontwikkelen van psychosociale problemen (internaliserend en externaliserend, maar vooral intern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is heel belangrijk als protectieve factor voor kinderen met leerstoornis? (HC)

A

Steun en begrip vanuit de omgeving. Hoe meer kinderen zich gesteund en erkend voelen en geholpen, hoe minder kans op ontwikkelen problematiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is een effectieve behandelvorm bij internaliserende problematiek? (HC)

A

CGT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn doelen van behandeling van dyscalculie/dyslexie? (HC)

A
  1. Psychoeducatie - zo geef je het kind inzicht in eigen gedachten, gevoelens en gedrag
  2. Cognitief-gedragstherapeutische technieken om beter te kunnen ontspannen, helpende gedachten tav de leerstoornis te hanteren en angsten te overwinnen (bv door exposure)
  3. Copingvaardigheden voor handig leren omgaan met leerstoornis in uitdagende situaties in schoolse leren en dagelijks leren (leren opkomen voor jezelf)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn gedachtekronkels uit behandelingsprogramma dyscalculie/dyslexie en wat zijn voorbeelden van helpende gedachten (HC)

A
  1. Zwart wit denken (ik kan totaal niet lezen). Helpend: ik vind het moeilijk om snel te lezen, maar ik begrijp wel wat ik lees
  2. Toekomst voorspellen (hoe hard ik ook m’n best doe, rekenen gaat nooit lukken). Helpend: rekenen blijft moeilijk, maar het gaat vaak beter als ik me goed concentreer en probeer te ontspannen
  3. Gedachten lezen (mijn vrienden schamen zich voor mij als ik hardop moet lezen) Helpend: ze zullen mij nooit uitlachen, ze helpen me juist omdat ze weten dat het moeilijk voor mij is
  4. Negatief denken (die voldoende voor rekenen wat gewoon geluk). Helpend: ik heb goed opgelet tijdens de les en hard gewerkt, daardoor is het mij gelukt een voldoende te halen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn knelpunten in het werkveld van leerlingenzorg? (HC)

A
  • Passend onderwijs
  • Kansenongelijkheid
  • Dyslexiezorg
  • Labels vs. neurodiversiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke drie niveaus van instructie zijn er waarin verschillende stappen op het continuüm van zorg en deskundigheid worden ingedeeld? (Ruijssenaars)

A
  1. Het programma in de klas met een methode dat afgestemd kan worden op verschillende niveaus
  2. Een goed gevalideerd en opgebouwd remediëringsprogramma in kleine groepen binnen de school
  3. Individuele interventie door een gespecialiseerde professional
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Vul aan (Ruijssenaars). Op het continuüm van zorg en deskundigheid wordt behandeling pas ingezet na een periode van…

A

remedial teaching.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is Remedial teaching? (Ruijssenaars)

A

Een vorm van leerlingbegeleiding met als doel om een zorgvuldig gesignaleerd of stagnerend schools leerproces weer goed te laten verlopen. Afgestemd op groepsleerplan en gebaseerd op goed ontwikkelde orthodidactische programma’s en methoden die individueel of kleine groepen, binnen of buiten de klas door gespecialiseerde leerkracht kunnen worden toegepast. Intensieve vorm van didactisch handelen.

36
Q

Wat is een belangrijke voorwaarde voor het inzetten van RT? (Ruijssenaars)

A

Dat het probleem samenhangt met:
- de tot nu toe gegeven instructie,
- de door de leerling gehanteerde manier van leren
- en/of diens aandacht, concentratie en motivatie.

37
Q

Welke drie vragen moeten positief beantwoord worden voordat een programma in RT ingezet gaat worden? (Ruijssenaars)

A
  1. Is het probleem helder omschreven?
  2. Heeft de aanpak van dit probleem prioriteit?
  3. Zijn signalering en onderkenning adequaat doorlopen?
38
Q

Er is een voorkeursvolgorde bij het inzetten van RT programma’s. Uit welke drie (van meest wenselijk naar niet-wenselijk) bestaat deze? (Ruijssenaars)

A
  1. Programma’s/methoden die in experimenteel onderzoek bij relevante vergelijkingsgroep of in single subject design bij gelijkaardige problematiek herhaaldelijk effectief zijn gebleken
  2. Programma’s/methoden waarvan resultaten nog niet voldoende vaststaan of een aanpak waarmee in eigen systematische en goed gedocumenteerde ervaring positieve resultaten zijn bereikt zonder wetenschappelijke toetsing. Moet berusten op verantwoorde principes.
  3. Niet wenselijk om hulp te bieden zonder een bestaand programma, zonder systematische ervaringskennis en zonder gerichte toetsing op effectiviteit.
39
Q

Wat houdt effectieve remediëringsprincipes in? (Ruijssenaars)

A

Dit gaat over kennis over remediëring op het tweede niveau: remediërende hulp in individuele of kleine groepen.

40
Q

Wat zijn voorbeelden van behandelingen die geen zinvolle remediëring zijn in geval van dyscalculie? (Ruijssenaars)

A
  • Op zichzelf staande aandachttraining
  • Op zichzelf staande training van executieve functies
  • Op zichzelf staande werkgeheugentraining
  • Op zichzelf staande neurotraining
  • Op zichzelf staande cogmed-training
  • Psychomotorische training
  • Training van de ruimtelijke oriëntatie
  • Stimulering van neurale netwerken
  • Intelligentietraining
41
Q

Wat zijn de stappen in een behandelingscyclus? (Ruijssenaars)

A
  1. Verkennende behandelingsanalyse
  2. Voorspellen van reacties
  3. Toetsende behandeling
  4. Evaluatie ten opzichte van het doel
  5. Afsluiting, nazorg en follow-up
42
Q

Vul aan (Ruijssenaars). De uitkomst van de indicatieanalyse en het advies vormen de input van de behandelingscyclus. Deze twee cycli samen vormen de …

A

klinische cyclus.

43
Q

Vul aan (Ruijssenaars). In de stap van indicatiestelling wordt een idee gevormd over…

A

welke indicaties en contra-indicaties bekend zijn.

44
Q

Vul in/aan (Ruijssenaars). De verkennende behandelingsanalyse is dus …(1) en …(2) van aard. De nadruk ligt niet op een verklaring vanuit het verleden, maar op …

A

1: behandelingsgericht
2: diagnostisch
… factoren die het probleem ook tijdens de behandeling in stand kunnen houden of die juist faciliterend werken.

45
Q

Wat is het principe van toetsende behandeling? (Ruijssenaars)

A

Voortdurende reflectie over alternatieven en over de bruikbaarheid van empirisch-wetenschappelijke kennis. Heldere criteria wordt opgesteld en kan bepaald worden in hoeverre uitkomst voldoet aan deze criteria.

46
Q

Vul aan (Ruijssenaars). De diagnostische cyclus geeft inzicht in …(1), en de behandelingscyclus is gericht op …(2)

A

1: de factoren die het probleem oproepen of in stand houden
2: het beïnvoeden van deze factoren

47
Q

Welke twee typen toetsing vindt plaats tijdens behandeling? (Ruijssenaars)

A
  1. Voortdurende toetsing of de aanpak zowel op korte als op lange termijn aan de evaluatiecriteria beantwoordt.
  2. Toetsing van geldigheid van conclusies uit de stappen in DC.
48
Q

Wat is een belangrijke methodologische voorwaarde bij behandeling (bij afsluiting, nazorg en follow up)? (Ruijssenaars)

A

Effecten van hulp moeten toetsbaar zijn adhv vooraf opgestelde criteria. Bij start behandeling moet dus duidelijk zijn hoe evaluatie plaatsvindt en met welk resultaat men tevreden is.

49
Q

Wat is een belangrijke professionele voorwaarde bij behandeling (bij afsluiting, nazorg en follow up)? (Ruijssenaars)

A

Behandelaar moet zich bewust zijn van mogelijke oordeelsfouten. Gegevens moeten worden verzameld die de voorspelling steunen of juist weerleggen. Ze overschatten vaak hun werkwijze door enkel positieve resultaten te rapporteren.

50
Q

Wat zijn nog meer fouten die worden gemaakt bij behandeling (bij afsluiting, nazorg en follow up)? (Ruijssenaars)

A
  • Vasthouden aan eigen mening en dat er sprake is van over-interpreteren van resultaten
  • Zoeken naar positieve info
  • Uitsluiten dat gunstige resultaten een andere oorzaak hebben dan uitgevoerde behandeling
  • Exotische oplossingen zoals neuro-linguistisch programmeren worden overgewaardeers
  • Eigen voorspellend vermogen overschatten
51
Q

Wat wordt er in de stap van ‘voorspellen van reacties’ gedaan? (Ruijssenaars)

A

Inschatten van effecten van behandeling, op korte en lange termijn.

52
Q

Binnen welke vier thema’s kunnen inhoudelijke keuzes gemaakt worden om reacties te voorspellen? (Ruijssenaars)

A
  1. Typen kennis en de kwaliteit ervan
  2. Instructieprincipes
  3. Variaties in stimuli, responsen en processen
  4. Typen feedback
53
Q

Aan de hand van welke kenmerken kun je kwaliteit van kennis observeren? (Ruijssenaars)

A
  • Abstractieniveau waarop kennis kan worden gebruikt (concreet, schematisch, verbaal, mentaal)
  • Mate waarin kennis in dezelfde situatie flexibel wordt gebruikt (bijvoorbeeld snel kunnen wisselen van abstractieniveau)
  • Mate waarin kennis in andere situaties inzetbaar is (wendbaarheid, transfer, generalisatie)
  • Mate waarin tussenstappen in het gebruik van kennis nodig zijn (bijvoorbeeld voor handig rekenen)
  • Mate waarin kennis geautomatiseerd wordt toegepast (kennis snel en zonder fouten toepassen, uitkomsten direct paraat hebben)
54
Q

Wat zijn instructieprincipes bij leerstoornissen? (Ruijssenaars)

A
  1. Oriënteren op inhoud en doel
  2. Het voor- en nadoen via het bieden van een model
  3. Het bieden van herhaling en oefening
  4. Het aanleren van manieren om het aantal stappen te reduceren
  5. Het leren herkennen van de toepassing
  6. Het leren controleren (via feedback)
  7. Versnellen door aanpassing van de stimulus-/responstijd
    Stap 1 gaat vooraf, stap 7 achteraf.
55
Q

Vul aan (Ruijssenaars). Er is sprake van leren wanneer…

A

er in de responsen kwalitatieve veranderingen optreden.

56
Q

Wat is Thorndike’s wet van het effect? (Ruijssenaars)

A

Behavioristisch principe, waarbij feedback één van de krachtigste manieren is voor gedragsverandering en leren. Het beinvloedt namelijk de kans dat het gedrag weer optreedt.

57
Q

Wat zijn belangrijke kenmerken van de trainingen om de basisfeiten van optellen en aftrekken te behandelen? (Ruijssenaars)

A
  • Basisfeiten staan centraal en worden geïsoleerd geoefend
  • Bij isoleren van basisfeiten ligt als instructieprincipe een sterke nadruk op oefenen en herhalen en indien nodig met voor- en nadelen
  • Stimuli zijn visueel, respons is talig en symbolisch
  • Analyseren, zelf uitvoeren en direct weten uitlokken
  • Feedback komt van computerprogramma en van degene die begeleidt
58
Q

De kans dat feiten bij optellen en aftrekken aangeleerd kunnen worden hangt af van (Ruijssenaars):

A
  • Frequentie
  • Recentheid
  • Spreiding: hoe langer de herinneringen zijn uitgespreid over tijd, des te groter de kans dat het feit nog in geheugen zit
  • Tegengaan fouten
  • Overhoren
  • Van goed naar goed en sneller: laten toenemen van snelheid mag niet gepaard gaan met grotere kans op fouten
  • Van geïsoleerd naar geïntegreerd, gegeneraliseerd en geconsolideerd
59
Q

Keuzes bij het bieden van behandeling kunnen worden onderbouwd met twee perspectieven. Welke zijn dit? (Ruijssenaars)

A
  1. Analyse vanuit behandelingscyclus
  2. Analyse van effectstudies op specifieke probleemgebieden
60
Q

Voor welke groep op basisschool is Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling? (Tijms)

A

Groep 3 - groep 8.

61
Q

Vul aan (Tijms). De kwetsbaarheid om dyslexie te ontwikkelen is afhankelijk van…

A

interacties tussen factoren op genetisch, neuraal, cognitief en omgevingsniveau.

62
Q

Wat is de meest voorkomende cognitieve oorzaak van dyslexie? (Tijms)

A

Een tekort in de verwerking van fonologische informatie. Dus problemen met letter-klank associaties, fonemisch bewustzijn (vermogen om klanten te detecteren en te manipuleren in gesproken woorden), en benoemsnelheid (snelheid waarmee namen van symbolen zoals letters en cijfers benoemd kunnen worden).

63
Q

Wat is het principe van het Model van stepped care? (Tijms)

A

Een client wordt niet zwaarder behandeld dan dat strikt noodzakelijk is. Start met meest eenvoudige interventie die past bij problematiek. Steeds intensiever.

64
Q

Welke drie elementen zijn essentieel bij het Model van stepped care? (Tijms)

A
  1. Kiezen van minst intensieve interventie die er mogelijk is en die is gericht op bereiken individuele behandeldoel (aard, duur, ernst, verloop symptomen)
  2. Voortgang van symptomen volgen en behandeling evalueren
  3. Individuele behandeling, waar nodig, opschalen naar intensievere behandeling totdat de behandeldoelen zijn bereikt obv de waargenomen behandelresultaten
65
Q

De professional moet specifieke expertise hebben op gebied van leren lezen en dyslexie, maar ook competenties en bekwaamheden bezitten op gebied van (Tijms):

A
  • Evidence-based werken en wetenschappelijke onderbouwing van het handelen
  • Psychometrisch onderbouwde tests, vragenlijsten en/of semigestructureerde interviews
  • De etiologie van dyslexie en de ontwikkeling van lees- en spellingvaardigheden
  • Aangetaste en bedreigde psychische functiegebieden (cognitief, affectief, en gedrag)
  • Impact op het functioneren van het kind en zijn systeem
  • Comorbiditeit
  • Sensitiviteit voor culturele diversiteit
  • De diagnostiek van dyslexie en gerelateerde ontwikkelingsproblemen
  • De behandeling van dyslexie en gerelateerde ontwikkelingsproblemen en therapeutische kwaliteiten op het gebied van angst, zelfbeeld, motivatie, aandacht, zelfregulatie en gedrag
  • Diagnostische procedures en behandelprotocollen en kennis over het afwijken hiervan op basis van specifieke individuele omstandigheden (wat flexibility within fidelity) wordt genoemd
  • De interactie met, de analyse van en het beïnvloeden van systeemfactoren (het gezin, de school
  • De sociale kaart van de jeugdhulp en samenwerking met ketenpartners
  • Inter- en multidisciplinair samenwerken
  • Optimaal gebruik maken van expertise binnen de eigen organisatie
  • Beoordeling over wanneer verwijzing naar een specialist of andere professional geïndiceerd is en het zorgvuldig tot stand brengen van verwijzing en bijbehorende informatieoverdracht
66
Q

Aan welke drie aspecten moeten zorgprofessionals voldoen zodat dit leidt tot verantwoorde hulp in behandeling? (Tijms)

A
  1. Geregistreerde professionals - SKJ, BIG
  2. Vakbekwame professionals - moet specifieke kennis en vaardigheden hebben
  3. Werken volgens professionele standaarden - bv protocol, moeten getraind zijn zodat ze beschikken over juiste vakbekwaamheid en deskundigheid
67
Q

Het is bij dyslexie belangrijk voor zorgprofessionals om kennis te hebben van (Tijms):

A
  • Etiologie van dyslexie
  • Ontwikkeling van lees- en spellingsvaardigheden
  • Functiegebieden die aangedaan of bedreigd zijn (cognitief, gedrag, affectief)
  • Impact van problemen op functioneren van kind en zijn/haar systeem
  • Comorbiditeit
  • Culturele diversiteit
  • Behandeling van dyslexie en aanpalende ontwikkelingsproblemen, waaronder therapeutische kwaliteit mbt problemen op gebied van angst, zelfbeeld, motivatie, aandacht, zelfregulatie, gedrag
  • Vertalen van behandelrespons in termen van impact op diagnostische conclusies
  • Analyse van en de interactie met systeemfactoren (gezin, school)
  • Sociale kaart van jeugdhulp, kennis van onderwijszorgcontinuüm en samenwerking met partners
68
Q

Wat is het doel van dyslexiebehandeling? (Tijms)

A

Dat een client een voldoende niveau van technisch lezen en spellen bereikt. Afhankelijk van leeftijd, schoolniveau en/of beroepsperspectief van client en moet bijdragen aan zelfredzaamheid van client. Dagelijkse belemmering in functioneren verminderen.

69
Q

Naar welke behandelsetting bij dyslexie gaat de voorkeur uit volgens studies? (Tijms)

A

Specialistische dyslexiebehandeling binnen professionele setting. Hoe professioneler werkomstandigheden, hoe effectiever behandelaar en hoe meer hij/zij mogelijkheden heeft om te ontwikkelen.

70
Q

Wat zijn voordelen van dyslexiebehandeling bieden op school? (Tijms)

A
  • Leerling mist minder lestijd
  • Er is overleg mogelijk met leerkracht/werkgever
71
Q

Wat kunnen redenen zijn om te stoppen met dyslexiebehandeling? (Tijms)

A
  • Client heeft een prestatie op criteriumvariabelen lezen en spellen bereikt die volgens de normen als normaal gezien wordt
  • Client heeft gehele behandelprogramma doorlopen
  • Behandeling heeft geen voldoende resultaat
  • Client is veelvuldig afwezig of voert oefeningen niet uit
  • Client of ouders/verzorgers willen stoppen
72
Q

Wat is een van de belangrijkste beschermende factoren die beschermt tegen psychosociale problematiek? (Toll)

A

Ondersteuning vanuit omgeving. Bv aandacht hebben voor en ruimte geven aan emoties, acceptatie van stoornis en begrip voor bijkomende moeilijkheden.

73
Q

Wat zijn voorbeelden van positieve en negatieve prestatie-emoties die ontlokt kunnen worden gekeken vanuit control-value theorie? (Toll)

A

Positief bv: plezier in werken of trots op een resultaat.
Negatief bv: schaamte, faalangst, frustratie.

74
Q

Waar verwijzen de ‘controle’ en ‘value’ component naar in de control-value theorie? (Toll)

A

Controle verwijst naar mate waarin een jongere controle ervaart over een leersituatie. Value verwijs naar het belang dat een jongere hecht aan de taak of het vak en hoe belangrijk het voor hem is om daarop goed te presteren.

75
Q

Vul aan (Toll). Als een jongere veel negatieve emoties ervaart en een laag gevoel van controle heeft, kan dit leiden tot…

A

een lagere betrokkenheid bij een taak wat op den duur kan leiden tot lagere prestaties en negatieve emoties.

76
Q

Vul in (Toll). Volwassenen met een leerstoornis vertonen vaker …(1) probleemgedrag en hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van …(2) problemen.

A

1: externaliserend
2: internaliserende

77
Q

Wat wordt beschreven in de control-value theorie? (Toll)

A

Hoe positieve en negatieve prestatie-emoties ontlokt kunnen worden en wat het gevolg is van deze emoties.

78
Q

Vul aan (Toll). Volgens de zelfdeterminatietheorie is instrinsieke motivatie afhankelijk van…

A

de vervulling van drie basisbehoeftes: competentie, autonomie en verbondenheid. Aan één van deze drie niet voldaan -> negatieve invloed op psychosociaal functioneren.

79
Q

Waarom is het voor jongeren met een leerstoornis lastig om de drie basisbehoeften (volgens zelfdterminsatietheorie) te vervullen? (Toll)

A

Beperkte motivatie en verminderd zelfvertrouwen.

80
Q

Waar richt de attributietheorie zich op? (Toll)

A

Op cognitieve processen waarmee jongeren de oorzaken voor falen en succes verklaren.

81
Q

Wat zijn interne attritubites? (Toll)

A

Verwijzen naar factoren binnen de jongere zelf, zoals capaciteiten.

82
Q

Wat zijn externe attributies? (Toll)

A

Factoren buiten de jongere zelf, zoals leraren.

83
Q

Vul in (Toll). Voor het welzijn van de jongere is het bevordelijk als zij succes toeschrijven aan …(1) factoren en falen aan …(2) factoren.

A

1: interne
2: externe

84
Q

Schrijven jongeren met leerproblemen hun succes en falen toe aan interne of externe factoren? (Toll)

A

Allebei aan intern. Succes wordt dan gezien als een gevolg van hun inspanning en falen wordt gezien als het gevolg van een tekort aan capaciteiten.

85
Q

Wat is een effectieve behandeling bij jongeren en adolescenten met angstklachten, somberheid, een laag zelfbeeld en beperkte probleemoplossingsvaardigheden? (Toll)

A

CGT. Dit leert ze beter om te gaan met negatieve gedachten over zichzelf en hun omgeving.

86
Q

Wat zijn de kernelementen van CGT? (Toll)

A
  • Exposure
  • Gedragsactivatie
  • Cognitieve herstructurering
  • Ontspanningsoefeningen
  • Problemen oplossen
  • Psychoeducatie
  • Praktijkgericht vervolgonderzoek