WEEK 2.1: HC2 - Prins H1 + 2 + 3 Flashcards
Wat zijn de belangrijkste operante principes? (Prins)
- Gedrag is voorspelbaar
- Instrumenteel gedrag kan bestudeerd worden door situaties op zo’n manier in te richten en te veranderen, dat het doelgerichte resultaten tot gevolg heeft
- In klinische praktijk is er sprake van wisselwerking ‘probleemkind’ en directe omgeving
Definitie Instrumenteel gedrag (Prins)
Gedrag dat invloed heeft op de omgeving.
Wat was Skinner zijn mening over gedragsproblemen? (Prins)
(Kinder)gedragsproblemen kunnen niet los worden gezien van omgevingsinvloeden. Daarom moeten de belangrijkste volwassenen ook betrokken worden in behandeling.
Wat is een operante gedragsveranderingstechniek? (Prins)
Operant gedrag heeft invloed op de consequenties van het gedrag. Op die manier kan willekeurig gedrag via het operante leerparadigma in duur, frequentie en vorm veranderd worden.
Wat is een simpele functionele gedragsanalyse? (Prins)
ABC-benadering:
A(ntecedenten): wat gaat er aan het gedrag vooraf?
B(ehavior): wat gebeurt er nu precies?
C(onsequenties): wat volgt er op het gedrag?
Wat is het sleutelelement van alle operante technieken in gedragsveranderingsprogramma’s? (Prins)
Bekrachtiging (reinforcement)
Wat is positieve bekrachtiging? (Prins)
Dit is het proces waarbij gedrag toeneemt wanneer het onmiddellijke gevolg van het gedrag prettig of aangenaam is.
Wat is negatieve bekrachtiging? (Prins)
Het onmiddellijke gevolg wordt als prettig gezien, omdat er iets onaangenaams wordt weggehaald.
Wat is de kern van een optimale interventiestrategie? (Prins)
Positief bekrachtigen van gewenst gedrag.
Vul aan (Prins). Het stimuleren van sociaal gewenste gedragsveranderingen via bekrachtiging gaat vaak samen met …
het afnemen van ongewenste gedragingen.
Wanneer is extrinsieke (materiële) bekrachtiging het beste? (Prins)
Bij vastgelopen opvoedingssituaties. Na het gewenste gedrag volgt dit dan duidelijk en expliciet.
Wat is een manier van extrinsieke beloning? (Prins)
Door tocken economy procedure (TE/puntensysteem). Belangrijk dat kind weet voor welk gedrag het kind punten krijgt. Behaalde punten kunnen worden ingewisseld voor iets materieels.
Wanneer is de effectiviteit van het TE/puntensysteem hoog? (Prins)
Wanneer minimaal elke dag de punten worden ingewisseld. Er moet worden geëvalueerd en er moeten nieuwe gedragingen worden toegevoegd en oude worden verwijderd.
Wat is differentiële bekrachtiging? (Prins)
Nauw onderscheid maken tussen wat wel en niet bekrachtigd moet worden.
Wat zijn de vier manieren voor differentiële bekrachtiging? (Prins)
- Shaping
- Chaining
- Bekrachtiging van onverenigbaar gedrag
- Stimuluscontrole/discriminatieleren
Wat houdt ‘shaping’ in bij differentiële bekrachtiging? (Prins)
Stapsgewijs nieuw gedrag aanleren. Gedragingen die doelgedrag benaderen, worden bekrachtigd en gedragingen die er helemaal niet op lijken, worden genegeerd.
Waarom wordt shaping ook wel successieve approximatie van doelgedrag genoemd? (Prins)
Omdat het gedrag dat moet worden aangeleerd in stukjes verdeeld kan worden, waarna het patroon stap voor stap uitgebreid wordt.
Wat houdt ‘chaining’ in bij differentiële bekrachtiging? (Prins)
Gedrag wordt opgesplitst in kleine stukjes (gedragsschakels). Deze schakels worden aangeleerd tot het gedrag uiteindelijk ineens in zijn geheel kan worden vertoond. Gaat om complexe gedragingen die alleen via alle voorafgaande schakels opnieuw kunnen worden vertoond. Dus beginnen met aanleren van de laatste schakel, dit heeft onmiddellijke bekrachtigende waarde.
Wat levert chaining op? (Prins)
Dat het kind meer voldoening haalt bij het leren van iets.
Wat houdt ‘bekrachtiging van onverenigbaar gedrag’ in bij differentiële bekrachtiging? (Prins)
Bekrachtiging van alternatief gedrag dat niet tegelijk met ongewenst gedrag op kan treden.
Definitie Onverenigbaar bij probleemgedrag (Prins)
Fysieke onmogelijkheid om tegelijkertijd gewenst en ongewenst gedrag te vertonen
Wat houdt ‘stimuluscontrole/discriminatieleren’ in bij differentiële bekrachtiging? (Prins)
Veel gedragsproblemen zijn gerelateerd aan specifieke situaties, omdat het gedrag in sommige situaties wel gewenst kan zijn, maar in andere niet. Als het kind sociaal passend gedrag toont, moet er bekrachtiging plaatsvinden. Hetzelfde gedrag moet in een andere context genegeerd worden, waarbij tegelijk gepast gedrag in die situatie gestimuleerd moet worden.
Wat is ook een vorm van stimuluscontrole? (Prins)
Duidelijk geven van instructies. Als helder en concreet wordt aangegeven wat er verwacht wordt, zal een kind eerder het gewenste gedrag vertonen.
Wat is een operante techniek om gedrag te doen afnemen? (Prins)
Strafprocedures zorgen ervoor dat gedrag in frequentie afneemt, doordat het directe gevolg van het gedrag onaangenaam is.