WEEK 3: HC4 - Prins H4 + 5 + 6 - Cladder - KC BA Flashcards
Wat stelt de twee-factoren visie van Mowrer? (Prins)
Dat overmatige angst het gevolg is van twee vormen van conditionering. Klassiek en operant.
Vul aan (Prins). Klassieke conditionering wil zeggen dat een…
stimulus die eerst neutraal was, door een of meer gebeurtenissen geassocieerd is geraakt met een emotionele reactie.
Vul aan (Prins). Operante conditionering wil zeggen dat doordat…
het kind een beangstigende situatie vermijdt, de angst vermindert of zelfs wegblijft.
Op welke drie manieren kan angst aangeleerd worden volgens het driefasen model van Rachman? (Prins)
- Een traumatische ervaring met de gevreesde stimulus
- Modeling/vicarious learning (door te zien dat anderen voor dezelfde stimulus bang zijn)
- Van anderen te horen dat de stimulus gevaarlijk is
In welke drie hoofdgroepen is angst ingedeeld in de DSM? (Prins)
- Angstoornissen, zoals sociale angststoornis
- Obsessief-compulsieve en gerelateerde stoornissen, zoals verzamelstoornis
- Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen, zoals PTSS
Vul in (Prins). Emotionele problemen bij kinderen moet worden bekeken in het kader van hun …(1). Er moet steeds gekeken worden of …
1: ontwikkeling
een probleem geen normaal verschijnsel is voor een bepaalde leeftijd of als reactie op bepaalde gebeurtenissen.
Waar zijn jonge kinderen vaak bang voor? (Prins)
Concrete stimuli in de directe omgeving, zoals duisternis.
Waar zijn oudere kinderen vaak bang voor? (Prins)
Globale of abstracte stimuli, zoals falen.
Wat is van belang tijdens een gesprek in de diagnostische fase? (Prins)
- Situaties die angst oproepen
- Angstige gevoel
- Gedrag
- Betekenis van de situaties en negatieve verwachtingen
- Manier waarop de angst is ontstaan
- Nare beelden en herbelevingen van akelige gebeurtenissen
- Gevolgen van de angst en het gedrag van het kind
- Strategieën die eerder wel of niet geholpen hebben
Wat is belangrijk bij de situaties die angst oproepen? (Prins)
De cognitieve representaties van de stimuli, dus de betekenis die ze voor het kind hebben gekregen. Dit is van belang voor kiezen van juiste situaties bij behandeling.
Wat blijkt een zeer effectieve behandeltechniek te zijn op basis van klassieke conditionering? (Prins)
Veelvuldige en langdurige confrontatie met geconditioneerde stimulus (exposure in vivo), zonder dat daarbij de ongeconditioneerd stimulus optreedt.
Waarom is het belangrijk om te oefenen met de moeilijkheidsgraad tijdens de zittingen van exposure behandeling? (Prins)
- Er kunnen succeservaringen worden opgedaan en het vermijdingsgedrag kan worden doorbroken
- Meer te weten komen over de specifieke aard en inhoud van de angst
- De therapeutische relatie kan worden versterkt
Waarvoor wordt coping ingezet bij angst? (Prins)
Om de angst en exposure aan te kunnen en is niet gericht op vermijding of ontspanning. Bv probleem oplossen, zelfspraak, uitdagen van gedachten en voorbereiden.
Bij angstbehandeling wordt vaak gebruik gemaakt van cognitieve strategieën. Wat zijn belangrijke onderdelen hiervan? (Prins)
- Opsporen van automatische negatieve gedachten
- Opsporen van denkfouten
- Uitdagen van deze gedachten
- Formuleren van ‘helpende’ of functionele gedachten
Definitie Emotive imagery (Prins)
Plezierige emoties worden opgeroepen dmv introduceren van een held (bv stripheld) in een denkbeeldige angstige situatie.
Hoe gaat emotive imagery in zijn werk? (Prins)
- Gevreesde situaties worden geïnventariseerd en geordend in moeilijkheid
- Geschikte held kiezen (favo figuur van het kind)
- Eigenschappen van deze held concreet vaststellen
- Kind wordt gevraagd de ogen te sluiten en allerlei gebeurtenissen uit zijn/haar dagelijks leven te vertellen waarbij de held wordt geïntroduceerd
- Nagaan of het kind de plezierige emoties inderdaad ervaart
Definitie Copingsmodel en Masterymodel en welke is effectiever? (Prins)
Copingsmodel is iemand die angst voelt maar er wel goed mee omgaat. Masterymodel is iemand die zonder vrees alles als vanzelf goed doet. Copingsmodel is effectiever.
Waarom heeft het overbrengen van nieuwe info bij angstbehandeling niet altijd nut? (Prins)
Omdat dat niet of nauwelijks tot het kind doordringt of de info niet aansluit bij de angstige verwachting van het kind.
Wat wordt verstaan onder ‘dapper gedrag’ bij operante conditionering? (Prins)
Bestaat uit al het gedrag waarbij het kind toenadering zoekt tot beangstigende situaties. Kind moet geprezen worden voor pogingen tot dapper gedrag.
Definitie Contigency management (Prins)
Combi van: bij angstig gevoel aandacht besteden aan veranderen van betekenis van de beangstigende situatie, maar ook aan aantrekkelijker maken van dapper gedrag EN bij angstig gedrag moeten positieve gevolgen weggenomen worden door dit te negeren.
Definitie Positieve bekrachtiging (Prins)
Gewenst gedrag wordt gevolgd door positieve gevolgen. Gewenst gedrag neemt toe.
Definitie Negatieve bekrachtiging (Prins)
Negatieve gevolgen worden verminderd. Gewenst gedrag neemt toe.
Definitie Intrinsieke bekrachtiging (Prins)
Het nieuwe gedrag zelf is belonend. Hier gaat de voorkeur naar uit.
Definitie Extrinsieke bekrachtiging (Prins)
Er is een beloning die niets met het nieuwe gedrag te maken heeft. Bv materiële bekrachtigers, activiteiten of privileges.
Waarom is het belangrijk dat beloningen relatief kleine extra’s zijn bij bekrachtiging? (Prins)
Zodat een teleurstelling (straf) bij het uitblijven van de beloning wordt vermeden.
Wat zijn richtlijnen voor bekrachtiging? (Prins)
- Een nauwkeurige omschrijving van het gewenste gedrag, zodat duidelijk is wanneer de beloning verdiend is.
- Nagaan wat voor het kind belonend is en het streven naar een groot aantal verschillende beloningen.
- De bekrachtiger is bij voorkeur het directe gevolg zijn van het dappere gedrag van het kind.
- De beloning moet zo snel mogelijk volgen op het gewenste gedrag.
- Aanvankelijk wordt iedere poging beloond, later worden er meer eisen gesteld.
- Natuurlijke (intrinsieke) beloningen worden verkozen boven kunstmatige (extrinsieke) beloningen.
- Verschillende personen leveren op consistente wijze de beloning.
Definitie Angstbeheersingstechnieken (Prins)
Klassiek en operant. Ze worden gebruikt als hulpmiddel om moeilijke situaties tegen te gaan. Ontspanningsoefeningen. Cognitieve herstructurering.
Wat zijn gedragsexperimenten (angsbeheersingstechniek; Prins)
Daarbij worden angstige verwachtingen getoetst op hun geloofwaardigheid; de gevreesde situatie wordt dan bv opgezocht of er wordt getest of de gevreesde uitkomst wel reëel is.
Wat is cognitieve herstructurering (angstbeheersingstechniek; Prins)
Soms weten kinderen niet goed wat voor angstige ideeën ze hebben; dan kan beter worden uitgezocht hoe het kind optimaal gemotiveerd raakt om te laten zien hoe dapper iets is. Dus vgm je negatieve gedachten omzetten naar iets positiefs.
Wat is protocollair werken? (Prins)
Werken volgens richtlijnen die stappen geven binnen behandeling.
Waar ligt de nadruk vaak op bij protocollair werken bij angst? (Prins)
Ligt vaak op het maken van angsthiërarchie en exposureoefeningen en komt het ontwikkeling van copingsstrategieën aan bod (zoals ontspanning en angstige gedachten uitdagen).
Wat is modulair werken? (Prins)
Opbouwen wat het beste past bij client. Niet perse uitgaan van bestaande protocollen. Komt tot uiting in het systeem MATCH, waarin de vier meest voorkomende klachtgebieden worden gemonitord (angst, stemming, PTSS, gedragsproblemen).
Wat is voordeel van modulair werken? (Prins)
Aansluiting bij klinische praktijk van flexibiliteit en klachtgerichtheid.
Bij welke stoornissen werkt CGT niet? (Prins)
Sociale angststoornis, comorbide depressieve klachten of externaliserend gedrag, internaliserende problematiek bij ouders.
Wat zijn de zeven fasen van een gedragstherapeutisch proces? (HC)
- Kennismaking
- Probleeminventarisatie
- Probleemdefiniëring
- Behandelingskeuzen
- Behandeling
- Evaluatie en afsluiting
- Boostersessies en follow-up
Wat doe je in Fase 1: Kennismaking? (HC)
Ingaan op kennissysteem kind. Let op juridische aspecten. Kind en ouder betrekken. Aansluiten bij taal. Uitleg wat komen gaat. Ondersteunen.
Wat doe je in Fase 2: Probleeminventarisatie? (HC)
Verkennen gedragsproblemen, ontwikkeling en context:
- Beleving van client, attributies, coping, sterke kanten. Waar schrijven ze het probleem aan toe?
- Beschermende en risicofactoren, traumatische ervaringen, waarden, overtuigingen, achtergrond ouders zelf (krachteninventarisatie)
- Wanneer ontstaan en wat is de ontwikkeling
Ook selectie probleemgedrag en concretisering: welke problemen waren er eerst?
Wat is fasenproblematiek? (HC)
Als iets passends is voor de leeftijd, is het niet perse afwijkend gedrag.
Waar bestaat de probleemdefiniëring uit? (HC)
Topografische, functie- en betekenisanalyse
Waar kijk je naar bij Fase 4: Behandelingskeuzen? (HC)
- Doelstellingen
- Keuze behandelingsstrategie
- Keuze van technieken
Welke vragen stel je jezelf bij doelstellingen in fase 4? (HC)
- Welke doelen tav kind en ouders/leerkrachten?
- Wat is de effectiviteit van beschikbare methoden?
- Wat is ervaring/bekwaamheid therapeut?
Wat zijn overwegingen bij de keuze voor behandeldoelen in fase 4? (HC)
- Eerst crisis oplossen
- Begin met toegankelijke problematiek: verhoogd de motivatie
- Vertaal een probleem in leerdoelen: positief geformuleerd
- Focus op aanleren van nieuw gedrag
- Faseer behandeldoelen: wat eerst, wat later? Staartproblematiek
- Taxeer pedagogische mogelijkheden en onmogelijkheden van clientsysteem: onveilige situaties bv eerst tackelen
Welke soorten behandelingsstrategieën zijn er? (HC)
- Individuele CGT
- Mediatie/oudercursus
- Gezinstherapie
- Groepstherapie
- School
- Klinisch/residentieel
- Combinaties
Wat doe je in Fase 5: Behandeling? (HC)
- Uitvoering interventies en technieken
- Gelijktijdige meting/evaluatie
- Opheffing stagnaties zodat ontwikkeling normaal verloop kan hervatten
- Vervolginterventies
Wat zijn evaluatieschalen die na elke sessie ingevuld kunnen worden? (HC)
- Outcome Rating Scale (ORS): client kan aangeven hoe hij zich afgelopen week gevoeld heeft. Individu, relationeel, sociaal of algeheel niveau.
- Session Rating Scale (SRS): laten weten hoe client elke sessie heeft ervaren.
Met welke factoren dien je rekening te houden bij behandeling? (HC)
- Basisvaardigheden kindergedragstherapeut
- Goede werkrelatie en afstemmen op thuissituatie en/of situatie op school of elders
- Als behandeling stagneert, moet je kijken waarom het stagneert
Wat zijn redenen waarom behandeling kan stagneren? (HC)
- Clientvariabelen: weinig motivatie, vaardigheidstekorten
- Therapievariabelen: technieken zijn te moeilijk, procedures sluiten niet goed aan, te confronterend voor kind, effect gaat in kleine stapjes dat niet zichtbaar is voor clientsysteem
- Therapeutvariabelen: specifieke vaardigheden die je niet beheerst om iets goed toe te passen, relatie client en therapeut hinder
Wat doe je in Fase 6: Evaluaties en afsuiting? (HC)
- Stabilisering/generalisering: vergroten zelfstandigheid client. Laten toepassen in dagelijks leven. Frequentie omlaag brengen.
- Eindevaluatie en laatste baseline: evaluatie, samenvatten bereikte resultaten, kijken wat werkzaam was in therapie, ouders en client voorbereiden op afscheid
- Afsluiting: voordelen nieuw geleerde gedrag.
Wat doe je in Fase 7: Boostersessies en follow-up? (HC)
- Rekening houden met gevoelens rondom naderende afscheid
- Boostersessies met steeds grotere tussenpozen
- Followup om behandeleffect te monitoren
Wat is de tweefactorenvisie van Mowrer over ontstaan van angst? (HC)
Leertheoretische opvatting. Overmatige angst is resultaat van zowel klassieke als operante conditionering.
- Klassiek: iets wat neutraal is, is door een of meer gebeurtenissen geassocieerd geraakt met iets dat voor bv gevaar staat
- Operant: gevolgen van het gedrag, actieve en passieve vermijding. Je merkt niet meer dat de situatie waar je bang voor bent niet bedreigend is waardoor de angst blijft bestaan
Wat is het Three pathways of fear van Rachmann? (HC)
- Traumatische ervaring
- Modeling/vicarious learning: zien dat anderen voor dezelfde stimulus bang zijn
- Overdracht van info: horen dat stimulus gevaarlijk is
Wat zouden aandachtspunten zijn voor fase 2 en 3 (diagnostische fase) wat betreft angst? (HC)
- De situaties die de angst oproepen (geconditioneerde en discriminatieve stimuli)
- Het angstige gevoel (geconditioneerde respons)
- Het gedrag (operant gedrag)
- De betekenis van de situaties en negatieve verwachtingen (US/UR-representatie)
- De wijze waarop de angst is ontstaan
- Nare beelden en herbelevingen van angstige gebeurtenissen
- De gevolgen van de angst voor het functioneren
- Strategieën die eerder wel of niet hebben geholpen
Wat betreft tekort sociale vaardigheden is er in fase 2 en 3 aandacht voor (HC):
- In kaart brengen van (tekorten aan) sociale vaardigheden
- Contra-indicaties, zoals forse angst- of systeemproblematiek
- Oefenmogelijkheden in de dagelijkse praktijk
- Inschatting maken van lijdensdruk/motivatie
Wat werk je uit binnen fase 3: probleemdefiniëring? (HC)
Topografische analyse: filmisch beschrijven.
Functieanalyse: Sd, R, Sr+, Sr-
Betekenisanalyse: CS, US/UR, Ref/Seq, CR
Wat zouden interventies kunnen zijn gericht op de Sd? (HC)
Discriminatietraining, Generalisatietraining.
Wat zouden interventies kunnen zijn gericht op de R? (HC)
Shaping, Chaining, Modeling.