Week 3 - Introductie Afweersysteem Flashcards
Welke epitheliale oppervlakken heeft de eerste barrière van het afweersysteem?
- mechanische bescherming
- chemische bescherming
- microbiologische bescherming
Hoe zit de mechanische bescherming in elkaar?
- door de tight junctions tussen celllen kunnen indringers niet zomaar het lichaam in.
- door beweging van lucht en vloeistof, door cilia en door het verplaatsen van mucus krijgen pathogenen niet de kans zich te nestelen.
Hoe zit chemische bescherming in elkaar?
bij veel epithelia wordt er een zuur milieu gehandhaafd, of wordt d.m.v. zout, vetzuren, enzymen en antimicrobiële peptiden het mileu onaangenaam voor micro-organismen gehouden
Hoe zit microbiologische bescherming in elkaar?
microbiota bezetten de plekken voor eventuele indringers
Wat gebeurt er als pathogenen door de eerste barrière heen zijn?
een immuunrespons wordt gestart, waarbij leukocyten de hoofdrol spelen.
Welke 3 granulocyten zijn er en wat voor rol hebben zij?
- neutrofiele granulocyt (40-80%) = belangrijke rol in de afweer tegen bacteriën.
- eosinegranulocyt (0-6%) = afweer tegen parasieren
- basofiele granulocyt (0-2%) = afweer tegen parasieten
Wat kunnen monocyten (6-10%) als ze het bloed uittreden?
kunnen differentiëren tot een macrofaag of dendritische cel (antigeen presenterende cel)
Wat voor soort lymfocyten (15-50%) zijn er?
komen voor als T- en B-lymfocyten. Er is op basis van uiterlijk moeilijk onderscheid te maken tussen deze 2.
Welke 2 soorten afweer heb je?
- innate (aangeboren)
- adaptieve (verworven)
In welke 3 dingen verschillen de soorten afweer
- snelheid
- betrokken celtypen
- effector mechanismen
Eigenschappen van innate afweer
- macrofagen kunnen antigenen herkennen
- niet-klonale respons
- snelle reactie
- altijd in alle individuen
- geen geheugen
- herkent groepen pathogenen
Eigenschappen van adaptieve afweer
- B- en T-lymfocyten hebben receptoren die door gearrangeerde processen worden gevormd.
- klonale respons
- heeft tijd nodig
- verschillend per individu
- toename door geheugen
- specifieke herkenning
Welke 5 celtypen zijn betrokken bij innate afweer en wat is hun functie?
- granulocyten = fagocytose.
- macrofagen = fagocytose.
- eosinofiele granulocyten = doden van wormen
- mestcellen = histamine en vasoactieve stoffen
- dendritische cellen = antigeenpresentatie
Hoe worden pathogenen herkend?
Via PRR’s (pathogen recognition receptors), die bepaalde unieke moleculen van een pathogeen kan herkennen
Belangrijke functies PRR
- activatie cytokinen productie –> ontstekingsreactie.
- activatie fagocyten –> doden micro-organismen.
- activatie antigeenpresenterende cellen (DC) –> brugfunctie aangeboren verworven immuunrespons
Wat zijn de stappen van extravasatie van de neutrofiele granulocyten?
- de granulocyt rolt over de endotheelcellen.
- de granulocyt bindt via integrine-activatie aan de endotheelcellen.
- er ontstaat adhesie tussen receptoren op endotheel en granulocyt.
- diapedese vindt plaats
Wat is diapedese?
de granulocyt transmigreert tussen de endotheelcellen
Stappen van fagocytose
- herkenning antigeen
- ontstaan cytoplasmatische uitstulpingen die tot fagosoom wordt gevormd.
- daar wordt het pathogeen afgebroken door fagosomale verzuring.
Naast fagosomale verzuring vinden er ook andere anti-bacteriële mechanismen plaats, zoals…
- reactieve zuurstof- en stikstofproductie
- bactericide eiwitten
- antimicrobiële peptiden
- nutriënt depletie
Welke celtypen zijn betrokken bij adatieve immuunrespons?
- B-cellen = antistofproductie
- CD8 T-cel = virus geinfecteerde cellen doden
- CD4 T-cel = cytokineproductie
Wat is het gevolg van cytokineproductie door eeen CD4 T-cel?
- hulp bij antistof vorming
- stimulatie macrofagen
- remming afweerreactie
Welke cellen horen bij HLA I & welke bij HLA II ?
HLA I = CD8 T-cel en andere APC cellen.
HLA II = de B-cel via APC-cellen
Een ontsteking is te herkennen aan 5 dingen:
- warmte
- roodheid
- zwelling
- pijn
- functieverlies
Waar cirkelen de lymfocyten rond?
tussen de lymfe- en bloedvaten
Wat doen dendritische cellen (APC-cellen)
vormen een brug tussen innate en adaptieve afweer
Wat doen APC cellen?
nemen micro-organismen op via fagocytose. Het organisme wordt afgebroken en sommige antigeenpeptiden kunnen in het membraan worden gebonden aan een HLA-molecuul en daar worden gepresenteerd aan de CD4 T-cel.
Hoe gaan lymfocyten de bloedbaan uit?
- via HEV (ong. 90%) = dit zijn naïve lymfocyten (nog nooit met antigeen in contact gekomen)
- via capillairen naar weefsels (ong. 10%) = AG-experienced lymfocyten
Hoe gaan lymfocyten het bloed in?
via ductus thoracicus
Hoe gaan lymfocyten de lymfeklieren in?
- via HEV
- via afferente lymfevaten (uit weefsel, uit voorliggende LK)
Hoe gaan lymfocyten de lymfeklieren uit?
via efferente lymfevaten (uit weefsel, uit voorliggende LK)
Wat is een HMC/MHC complex?
een complex dat in allerlei soorten gevonden kan worden.
Wat gebeurt er in HLA klasse I ?
presentatie van peptiden vanuit eiwitten gesynthetiseerd in de cel zelf.
- bv. virus
Wat gebeurt er in HLA klasse II ?
presentatie van peptiden vanuit extern opgenomen eiwitten
- bv. bacterie
Wat doet de T-helpercel type 1?
scheidt IFN-gamma uit, wat M1 macrofagen activeert die vooral aan pathogeen bestrijding doen.
Wat doet de T-helpercel type 2?
activeert in IL-4 (de M2 macrofagen die weefselherstel stimuleren.
Hoe ontstaat een geheugencel die geen antistoffen produceert?
- de B-cel heeft receptoren die aan het antigeen van een hele bacterie kan binden.
- deze wordt afgebroken tot peptiden die op HLA I moleculen gepresenteerd worden.
- de geactiveerde T-cel kan binden aan het HLA I complex en produceert cytokines.
- deze laat de B-cel differentiëren tot ofwel kortlevende of langlevende plasmacel die antistoffen produceren.
Wat zijn antistoffen?
specifieke, flexibele adaptoren die bij binding met een antigeen de werking van het pathogeen blokkeert/neutraliseerd.
- via Fab bindingsplekken
Geheugencellen kunnen bij contact met een eerder genoemd antigeen direct de antistofproductie activeren. Deze secundaire respons is dus: …
- sneller
- genereert hoge concentratie antistoffen
- hebben sterkere affiniteit voor het antigeen
Welk immuunsysteemvorm zorgt voor wat?
- zwak werkend immuunrespons
- sterk werkend immuunrespons
- verkeerd werken immuunrespons
- ongecontroleerd werkend immuunrespons
- zwak –> HIV
- sterk –> allergiën
- verkeerd –> auto-immuunziekten
- ongecontroleerd –> tumoren
Wat gebeurt er bij HIV?
de centrale spelen (CD4 T-cel) wordt uitgeschakeld.