Week 1 - Eiwitstructuur en enzymwerking Flashcards
Wat betreft de primaire structuur?
De aminozuurvolgorde. Deze is afhankelijk van de nucleotidenvolgorde in het coderende deel van het DNA.
Welke bindingen heeft de primaire structuur?
Peptidebindingen (covalent), zijn krachtig
Wat betreft de secundaire structuur?
- alfahelix
- betastrand
- losse stukjes eiwit
Welke bindingen heeft de secundaire structuur?
- waterstofbruggen tussen peptiden
- restgroepen zelfde kant = alfahelix
- restgroepen uit elkaar = betastrand
Wat betreft de tertiaire structuur?
De interacties tussen secundaire structuren
Wat betreft de quaternaire structuur?
Verzameling van verschillende eiwitten (subunits) die één geheel vormen
Welke bindingen hebben de tertiaire en quaternaire structuur?
- waterstofbruggen
- hydrofobe krachen
- vanderwaalskrachten
- ionogene bindingen
- zwavelbruggen
Voor wat bestaan er eiwitten?
- stevigheid van cellen
- opslag aminozuren
- transport van stoffen
- hormonale eiwitten
- receptoren
- bewegingseiwitten
- eiwitten in immuunsysteem
Uit hoeveel aminozuren bestaan eiwitten
20
Wat bepaalt de vouwing van een eiwit en waarom?
Restgroepen bepalen lokale vouwingen, omdat deze zich ten opzichte van het aminozuur kunnen bewegen. (alleen linker C-atoom)
Hoe gaan de restgroepen een reactie aan?
De hydrofobe groepen wenden zich naar binnen toe, de hydrofiele groepen vestigen zich aan de buitenkant.
Wat gebeurt er als de restgroepen elkaar afstoten?
ontstaat er een bètastrand
Wat gebeurt er als restgroepen elkaar aantrekken?
ontstaat er een alfahelix met de restgroepen naar buiten georiënteerd
De bindingen van de secundaire, tertiaire en quaternaire structuur zijn allemaal zeer … , waardoor een eiwit … flexibiliteit heeft
zwak, veel
Hoe ontstaan zwakke bindingen?
Kunnen alleen ontstaan in een waterarme omgeving. Deze wordt gerealiseerd doordat de hydrofiele en hydrofobe restgroepen zich gaan oriënteren t.o.v. het water en elkaar.