Week 3 - Embryogenese Flashcards

1
Q

Wat ontstaat aan de craniale zijde van de primitief knop?

A

in het mesoderm ontstaat de notochord met daarboven het neuro-ectoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt tijdens de neurulatie?

A

Tussen het neuro-ectoderm en het ectoderm worden neurale lijst cellen gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat vormt uit neurale lijst cellen?

A

het perifere zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er bij proliferatie?

A

het weefsel wordt verlengd/verdikt en er ontstaat een instulping, waarbij cellen hun epitheliaal verband behouden. Zo ontstaat de neurale plaat (boven de notochord).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het notochord?

A

een structuur die zich vanaf de primitiefstreek naar de hoofdzijde van het embryo uitsteekt en signalen uitzendt naar boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sluiten neurale plaat (kenmerken0

A
  • de neurale plaat sluit zich en er vormt een buisstructuur.
  • zonder de sluiting ontstaat geen epitheel.
  • naast neurale buis bevinden zich de somieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat ontstaat tussen neurale buis en het ectoderm?

A

uit de neurale lijst ontstaat het perifere zenuwstelsel (via epitheel-mesenchym transformatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat vindt plaats gelijktijdig met vormen neurale buis?

A

het embryo verandert van een drie-lagige schijf in een cilinder (doordat de rugzijde sneller groeit dan buikzijde).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschillende manieren om vanuit de epiblast nieuw weefsel te vormen

A
  1. epitheel-mesenchym transformatie (verlies epitheel verband).
    > gastrulatie = caudaal
    > neurale lijst = craniaal
  2. instulping (epithaal verband blijft behouden)
    > neurulatie = craniaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer is het krommingsproces voltooid?

A

zodra de dooierzak met de hechtsteel versmelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat klapt tijdens de kromming naar caudaal?

A

het buccofaryngeale membraan en het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat wordt de allantion?

A

de blaas (en komt samen met primitieve darm).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet het septum transversum?

A

komt tussen de dooierzak en het hart te liggen en vormt het middenrif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doet het buccofaryngeale membraan?

A

komt in contact met het stomodeum en gaat het membraan vormen tussen de mondholte en de keel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verstoorde sluiting van de borst- of buikwand leidt tot aangeboren afwijkingen:

A
  • ectopia cordis
  • gastroschisis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Differentiatie naar verschillende celtypen kan volgens 2 processen verlopen:

A
  • assymetrische celding
  • signaalmoleculen/inductie
17
Q

Wat is asymmetrische celding?

A

de dochtercellen verschillen van elkaar doordat de 2 helften via de originele cel verschilden.

18
Q

Wat is inductie?

A

de dochtercellen verschillen van elkaar doordat na de deling een van de 2 in contact komt met andere signaalmoleculen.

19
Q

Wat komt vooral voor in embryogenese?

A

inductie

20
Q

Wat vindt bij de vorming van het oog plaats?

A

inductie. De neurale buis vormt het oogblaasje. Deze uitstulping induceert het ectoderm tot het maken van de lens.

21
Q

Wat is competentie?

A
  • het vermogen van cellen om op specifieke signaal moleculen te reageren
  • alleen bepaald soort ectoderm reageert op de inductie van deze uitstulping. 1. Hiervoor zijn signaalmoleculen nodig die competent zijn met de receptoren.
    2. die vervolgens een signaaltransductieketen op gang brengen naar de celkern.
    3. daar wordt vervolgens middels (specifieke) transcriptiefactoren de differentiatie van de cel aangestuurd.
22
Q

Hetzelfde signaalmolecuul voor … differentiatieprocessen

A

meerdere

23
Q

Wat doet FGF8?

A

specifiek eiwit dat betrokken is bij meerdere processen, zoals:
- specialisatie middenhersenen
- uitgroei ledematen
- bij kieuwbogen

24
Q

Kenmerken competentie

A
  • een specifiek signaaleiwit is betrokken bij meerdere ontwikkelingsprocessen.
  • het effect van een signaaleiwit is afhankelijk van de doelcel
25
Q

Kenmerken inductie

A

cellen en celpopulaties sturen de ontwikkeling van elkaar door signaalmoleculen uit te zenden
- de afstand tot de brond bepaald de concentratie
- het effect van morfogenen of remmende factoren kan afhankelijk zijn van de concentratie

26
Q

Wat doet Sonic Hedgehog (Shh)?

A

in de neurale buis differentiëren cellen dichtbij de notochord zich tot andere weefsels, dan verder van de notochord