Week 13 ZO5 Flashcards

1
Q

welke 2 cytokinen worden uitsluitend door Th1 geproduceerd en welke 2 door Th2 cellen?

A

Th1: IL-2, IFN-gamma
Th2: IL-4, IL-5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke 2 cytokinen stimuleren respectievelijk de differentiatie en uitgroei van Th1- en Th2-cellen (allebei 1)?

A

Th1: IL-2
Th2: IL-4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke cytokine remt de uitgroei van Th1-cellen en welke remt de uitgroei van Th2-cellen?

A

Th1: IL-10
Th2: IFN-gamma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Th1 of Th2 cellulair? en welke humoraal?

A

Th1 cellulair
Th2 humoraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in een artikel over de immunopathogenese van atopisch eczeem wordt de eosinofiele granulocyt (eosinofiel) een centrale plaats toegedicht bij het tot stand komen van een type-IV-reactie bij atopisch eczeem.

benoem welke 2 cytokinen bij voorkeur de eosinofiel activeren en de migratie naar de plaats van allergeen blootstelling bevorderen

A

IL-4 en IL-5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

benoem de juiste volgorde van activatie van Th1 en Th2 cellen tijdens de effectorfase bij atopisch eczeem

A

Th2 -> Th1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welk cytokine produceert de eosinofiel die een beslissende functie vervult bij het tot stand komen van een Th1-respons bij atopisch eczeem?

A

IL-12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

noem minstens vier allergenen waar patiënten met atopische dermatitis frequent allergisch voor zijn

A

huisstofmijt
grasboompollen
koemelk
kippenei
pinda
soja
huisdieren
s. aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welk percentage van de AD-patiënten vertoont een positieve ‘atopy patch’ test?

A

30-40%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

benoem en beschrijf 2 mechanismen waardoor bacteriën (bijvoorbeeld S. aureus) in staat zijn atopisch eczeem te induceren c.q. te verergeren.

A
  • superantigene stimulatie van T-cellen
  • via herkenning door S.aureus specifiek IgE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de correlatie tussen de mate van S. aureus-kolonisatie en de ernst van het eczeem?

A

positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geef twee voorbeelden van virussen die bij atopisch eczeem patiënten (vooral kinderen) levensbedreigend zijn en geef aan waarom.

A

herpesvirus en (water)pokken vanwege zeer snelle uitbreiding door krabeffecten/wondjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

benoem de voorkeursplaatsen van ectopisch eczeem

A

hoofd/hals
elleboogplooien
knieholten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beschrijf de zichtbare huidafwijkingen van atopisch eczeem

A

rood/vurig
krabeffecten
nattende/vochtige plekken
korstjes
verdikking van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe zien geïnfecteerde eczeemplekken eruit?

A

rood/vurig
krabeffecten
nattende/vochtige plekken
korstjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn 3 vragen die je een patiënt met eczeem kan stellen om te achterhalen of er sprake zou kunnen zijn van atopisch eczeem

A
  • komt er eczeem voor in uw familie? (+)
  • komt er hooikoorts voor in uw familie? (+)
  • komt er astma voor in uw familie? (+)\
  • bent u allergisch voor huisdieren, huisstof of boompollen? (+)
  • heeft u op kinderleeftijd ook eczeem gehad? (+)
17
Q

noem drie tests die nuttige informatie kunnen opleveren voor de behandeling van atopisch eczeem

A
  • afname bacteriële huidkweek; IgE
  • meting totaal en specifiek IgE (RAST-test)
  • de atopy patch test
18
Q

wat is de gangbare therapie van atopisch eczeem?

A

lokale corticosteroid crèmes of zalven

19
Q

op welke 2 manieren kun je Th2 activatie remmen? oftewel de Th1/Th2 balans corrigeren?

A
  • Th2-remmende cytokines zoals IFN-gamma, IL-12, TGF-beta
  • remming IL-4, IL-5
20
Q

op welke 2 manieren kun je IgE productie door B-cellen remmen?

A
  • remming IL-4, IL-13
  • toediening IL-12
21
Q

op welke 2 manieren kun je mestcel activatie remmen?

A
  • blokkeren IgE receptoren op mestcellen
  • neutralisatie circulerende IgE antistoffen
22
Q

op welke 2 manieren kun je eosinofiel-gemedieerde ontsteking remmen?

A
  • remmen IL-4, IL-5
  • blokkeren chemokine receptoren