Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is management control?

A

kan worden gedefinieerd als een combinatie van controlepraktijken (input, throughput en output) die zijn ontworpen om de kans te vergroten dat managers en werknemers op een lager niveau zich gedragen op manieren die consistent zijn met de missie, doelen en strategieën van de organisatie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Om welke 3 redenen is er behoefte aan controle (MC)?

A
  • Gedecentraliseerde managers begrijpen niet automatisch de doelen en strategieën die zijn ontwikkeld door managers op een hoger niveau, noch hoe ze bijdragen aan deze doelen en strategieën.
  • Gedecentraliseerde managers zijn het niet automatisch eens met de doelstellingen en strategieën van de organisatie die zijn ontwikkeld door managers op een hoger niveau.
  • Gedecentraliseerde managers hebben niet automatisch de middelen die nodig zijn om te handelen met doelen en strategieën die ontwikkeld zijn door managers op een hoger niveau.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is decentralisatie?

A

Bij decentralisatie hebben lagere managers de bevoegdheid om zelf beslissingen te nemen, daarbij is het belangrijk om formele mechanisme en routines in te bouwen om overeenstemming te bereiken tussen de belanghebbenden en de doelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de top-down functie van MC? (3)

A
  • Het zo operationeel mogelijk uitleggen van strategieën en doelstellingen. Zorgen voor coördinatie tussen bedrijfsfuncties op gedecentraliseerd niveau;
  • Motiveer decentrale managers om de organisatiedoelen na te sterven;
  • Resource allocation: ontwikkel persoonlijke vaardigheden van lager management en hun ondergeschikten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Bottom-up functie van MC? (3)

A
  • Rapporteer over doelrealisatie en deel het mee wanneer er sprake is van onrealistische doelen. Maak coördinatie en samenwerking mogelijk met andere decentrale units;
  • Faciliteer het hoger management met specialistische vaardigheden en kennis van lager management;
  • Maak het mogelijk dat lager management de ondersteuning en middelen krijgen om hun verantwoordelijkheden te kunnen uitvoeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een missie?

A

Reden waarom een bedrijf bestaat, primaire functie, permanente opdracht.

Dat de organisatie naar buiten zal uitdragen. Het geeft aan waarom de mensen uit de organisatie staan, wat hun identiteit en waarden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een visie?

A

Ambitieus beeld van de toekomst

de kijk die een persoon of bedrijf heeft op een situatie. Het is belangrijk dat het bedrijf weet wat het wil bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een strategie?

A

plan van aanpak om korte, middellange en lange termijndoelen te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een KPI?

A

kritische prestatie indicator: dit is een meetbare indicator die aantoont hoe de organisatie presteert of haar doelstellingen haalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een KSF?

A

kritische succesfactor: met dit geeft men aan welke activiteiten in een organisatie essentieel zijn voor het succes van de organisatie op langere termijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarin heeft managementcontrole een belangrijke faciliterende rol?

A

Managementcontrole heeft een belangrijke ‘faciliterende’ rol bij het ontwerpen van controlepraktijken die helpen om de vaardigheden, jobmotivatie en organisatorische betrokkenheid van lagere managers en werknemers te behouden of te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met behulp waarvan maken managementcontrolesystemen innovatieve activiteiten mogelijk?

A

Managementcontrolesystemen maken innovatieve activiteiten mogelijk met behulp van input- en outputcontroles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de drie redenen waarom de doelen niet automatisch worden gerealiseerd door decentraliseerde managers?

A
  1. Managers begrijpen doelen en strategieën die door senior managers zijn ontwikkeld niet meteen en weten niet hoe ze daaraan kunnen bijdragen. –> Concreter formuleren
  2. Managers zijn het niet eens met de doelen en strategieën die door senior managers zijn ontwikkeld. Komt door privé-doel of hij heeft andere mening.
  3. Gedecentraliseerde managers hebben de bronnen niet om te handelen naar de doelen en strategieën die door senior managers zijn ontwikkeld. Ze hebben zowel persoonlijke vaardigheden, als financiële en fysieke bronnen van de organisatie nodig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke drie elementen bestaat de PDCA cyclus?

A
  • Input (invoer)
  • Throughput (doorvoer)
  • Output (uitvoer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leg uit wat de input is en geef een voorbeeld

A
  • Input (invoer) > gericht op de aanname van personeel. Denk aan docenten op een Hogeschool Inholland, die moeten een bepaalde opleiding gedaan hebben om aangenomen te worden. Ze kunnen dan al aan het werk zijn maar moeten bijvoorbeeld een toets halen. Het gaat om de capaciteiten. Zoals:
    o Selectieprocessen van medewerkers;
    o Waardeverklaringen;
    o Socialisatiesprocessen van medewerkers. Zoals een kaartje op je verjaardag.

Inputs verwijzen naar de bronnen, materialen, informatie of middelen die worden gebruikt om een proces of systeem te voeden. Het zijn de startpunten van een proces en dienen als de basis waarop het proces kan plaatsvinden. Inputs kunnen verschillende vormen aannemen, afhankelijk van het type proces of systeem. Bijvoorbeeld, in een productieproces kunnen inputs grondstoffen, arbeid, machines en energie omvatten. In een informatiesysteem kunnen inputs gegevens, formulieren of verzoeken van gebruikers zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit wat throughput is en geef een voorbeeld

A
  • Throughput (doorvoer) > het gaat om regels, procedures en gedragscodes binnen de organisaties. Denk aan processen die ervoor zorgen dat mensen hun werk doen.
    o De regels van de organisatie;
    o De organisatie structuur.

Throughputs zijn de activiteiten, transformaties of verwerkingen die plaatsvinden binnen een proces of systeem. Throughputs nemen de inputs en transformeren ze op een bepaalde manier om de gewenste resultaten te bereiken. Dit kan het omzetten van grondstoffen in afgewerkte producten zijn, het verwerken van gegevens om informatie te genereren, of het uitvoeren van taken om een bepaald doel te bereiken. Throughputs omvatten de acties, stappen en processen die worden uitgevoerd om de inputs te veranderen in outputs.

17
Q

Op welke 4 wijzen helpt de top-down functie decentrale managers?

A
  • Welke beslissingen te nemen
  • Welke resultaten te behalen
  • Hoe hun werknemers te leiden
  • Hoe kom ik aan de juiste middelen
18
Q

Op welke 4 wijzen helpt de bottum-up functie van MCS senior managers te informeren?

A
  • Welke beslissingen genomen worden op lager niveau;
  • Welke resultaten zijn behaald op lager niveau;
  • Waar werknemers naartoe worden geleid
  • Hoe middelen zijn aangewend.
19
Q

Leg uit wat output is en geef een voorbeeld

A

Output (uitvoer) > wat er uiteindelijk geleverd wordt. Wat de resultaten zijn. Zoals bijvoorbeeld hoeveel les je gegeven hebt.
- Budgetten;
- Financiële en niet-financiële prestatiemaatstaven;
- Risicomanagement.

Outputs zijn de resultaten, producten, diensten of informatie die voortkomen uit het proces of systeem. Ze zijn het eindresultaat of de uitkomst van de verwerking van inputs door middel van de throughputs. Outputs kunnen verschillende vormen aannemen, afhankelijk van het type proces of systeem. Bijvoorbeeld, in een productieproces zijn outputs de afgewerkte producten die gereed zijn voor distributie. In een informatiesysteem zijn outputs de gegenereerde rapporten, analyses of beslissingsondersteunende informatie.

20
Q

Vat samen wat inputs, throughputs en outputs zijn

A

Inputs zijn de bronnen of middelen die worden gebruikt, throughputs zijn de activiteiten of processen die plaatsvinden om de inputs te transformeren, en outputs zijn de resulterende resultaten of producten die voortkomen uit het proces of systeem. Deze termen helpen bij het begrijpen en analyseren van hoe systemen en processen functioneren en hoe ze bijdragen aan de gewenste uitkomsten.