Foute vragen Flashcards

1
Q

Wat is de contingentietheorie?

A

contingentietheorie is een organisatietheorie die beweert dat er geen beste manier is om een ​​bedrijf te organiseren, een bedrijf te leiden of beslissingen te nemen. In plaats daarvan is de optimale manier van handelen afhankelijk van de interne en externe situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de code Tabaksblad (Nederlandse corporate governance code)?

A

De code tabaksblat is een gedragscode waar beursgenoteerde bedrijven zich aan moeten houden. De gedragscode moet ervoor zorgen dat er een transparante jaarrekening voor aandeelhouders te zien is en zorgt voor een betere verantwoording aan de Raad van Commissarissen. Ook beschermt en vergroot de code de zeggenschap van aandeelhouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de drie management control system principes?

A
  1. Managementcontrolesystemen moeten managers en werknemers motiveren;
  2. Managementcontrolesystemen moeten rekening houden met de capaciteiten en onbekwaamheden van managers en medewerkers;
  3. Managementcontrolesystemen moeten een gezonde, sociale en ethische omgeving ondersteunen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn twee voorwaarden voor het delegeren van verantwoordelijkheden op het gebied van winst en activa?

A
  1. De manager moet toegang hebben tot de relevante informatie die nodig is om dergelijke beslissingen te nemen;
  2. Er moet een manier zijn om effectiviteit te meten van de afwegingen die de manager heeft gemaakt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn 4 nadelen van functionele organisaties?

A
  • Geen eenduidige manier om de effectiviteit van de afzonderlijke functioneel beheerders te bepalen. De managers zijn het dus niet met elkaar eens;
  • Een geschil tussen managers van verschillende functies kan alleen aan de top worden opgelost;
  • ‘Silo’s’ verhinderen cross-functionele coördinatie op gebieden zoals de ontwikkeling van nieuwe producten.;
  • ‘De linkerhand weet niet wat de rechterhand doet’.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn twee nadelen van business units (divisies)?

A
  • Dubbel werk
  • De ontwikkeling van functionele competenties lijdt er normaal gesproken onder.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn 3 voordelen van business units (divisies)?

A
  • Opleidingsterrein in algemeen management;
  • De business unit staat dichter bij de markt voor zijn producten, zodat de manager gezondere productie- en marketingbeslissingen kan nemen;
  • Cross-functionele compententieontwikkeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de oorzaak voor de sterke toename van samenwerkingsverbanden?

A

De mondialisering van kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn drie motieven voor een fusie of overname?

A
  • Strategische heroriëntatie: veel Europese afzetmarkten zijn verzadigd;
  • Concurrentiepositie;
  • Synergie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de twee voordelen van top-down budgettering?

A
  • Snel
  • Topmanagers hebben controle over de output
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn 5 punten van kritiek op budgetteren?

A
  • Budgetten creëren interne gaming en bijziendheid (suboptimalisatie en kortetermijndenken).
  • Budgettering is te veel beslag op middelen.
  • Kalenderjaar is geen goede periode.
  • Het is tegenwoordig onmogelijk om een betrouwbare begroting te maken.
  • Het budget maakt organisaties minder flexibel.
  • Tegenstrijdige rollen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van welke soort budget gaming is sprake wanneer je een beter budget laat zien dan je eigenlijk verwacht?

A

exposure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn 7 punten waarmee je rekening moet houden om een balanced scorecard succesvol te implementeren?

A
  • Top management moet zich inzetten en werknemers moeten betrokken zijn
  • Systeem support
  • Regelmatig metingen en resultaten evalueren
  • Nadenken over de link tussen niet-financiële en financiële maatstaven
  • Update maatstaven regelmatig
  • Voorkom een overload aan maatstaven
  • Een link naar incentive-systemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een balanced scorecard doet meer dan alleen financiële en niet financiële aspecten meten. Uit welke 3 punten blijkt dit?

A
  • Systematiseert verschillende maatstaven naar een aantal perspectieven
  • De link tussen strategie en prestatiemetingen wordt benadrukt
  • Oorzaak-gevolg onder maatstaven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het doel van prestatiemeetsystemen?

A

Helpt managers en medewerkers de missie, doelen en strategieën van de organisatie te begrijpen, implementeren en verfijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke 4 aspecten bestaat de balanced scorecard?

A
  1. Financieel perspectief;
  2. Klantperspectief;
  3. Interne processen perspectief;
  4. Leer en groei perspectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het beheersbaarheidsprincipe (Controllability)?

A

Managers/werknemers uitsluitend verantwoordelijk stellen voor prestatiemaatstaven welke zij kunnen beïnvloeden, anders neemt de motivatie af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke drie criteriums bestaan er voor metingen/maatregelen mbt meetsystemen

A
  • Representatieve criterium: Hoe goed een meting doelconform gedrag en strategisch belangrijke dimensies vastlegt.
  • Criterium van de meetsystemen: De kwaliteit van hoe de gegevens voor de meting worden vastgelegd, getransformeerd en gebruikt.
  • Gebruikerscriterium: De mate waarin de maatregel is aangepast aan de kenmerken en vereisten van degenen die worden gemeten - d.w.z. de ‘gebruikers’’.
19
Q

Wat is de formule om de RI (resterend inkomen) te berekenen?

A

RI = winst voor rente en belastingen (EBIT) - kapitaallast

20
Q

5 Mogelijke groepen van stakeholders en welke invloed heeft een fusie op hen

A
  • Klanten: welke invloed heeft de fusie op de positie van klanten?
  • Leveranciers: heeft de fusie gevolgen voor de omvang en prijsstelling van leveringen?
  • Banken: verandert het risicoprofiel van de grotere groep?
  • Werknemers: invloed van de fusie op werkgelegenheid en pakket arbeidsvoorwaarden.
  • Overheid: nakomen wettelijke regelingen.
21
Q

Wat zijn strategische doelen om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten?

A
  • Concurrentie in de bedrijfstak verminderen
  • Risicospreiding
  • Bij elkaar brengen van specifieke ondernemingsgebieden (bijvoorbeeld innovatie en afzetkanalen)
  • Wegnemen van specifieke barrières
22
Q

Wat is de zelfbeschikkingstheorie (zelfdeterminatietheorie)

A

De kern van de theorie wordt gevormd door de stelling dat er drie natuurlijkebasisbehoeftenzijn die, indien deze bevredigd worden, een optimale functionering, welbevinden en groei van een persoon toestaan.

23
Q

Wat zijn de drie basisbehoeften van de zelfbeschikkingstheorie (zelfdeterminatietheorie)?

A
  • Autonomie > Je hebt de vrijheid om een activiteit naar eigen inzicht te kunnen uitvoeren en heeft invloed op wat hij/zij doet.
  • Gevoel van competentie > Het vertrouwen dat je moet hebben in eigen kunnen.
  • Relatie, sociale verbondenheid > De verbondenheid met de omgeving, ofwel vertrouwen hebben in anderen. En een positief klimaat in de werkvloer; medewerkers moeten zich vrij voelen om vragen te stellen en niet bang zijn om fouten te maken
24
Q

Wat zijn de 5 intrinsieke prikkels?

A

Intrinsieke prikkels:
- Medewerkerstevredenheid;
- Interessante werktaken;
- Uitdagend werk;
- Zinvol werk;
- Verantschap

25
Q

Aan welke 3 punten moet bij de toepassing van risk management aan worden gedacht?

A
  • Moet gunstig zijn in termen van kosten en baten;
  • Wees gestructureerd in plaats van lukrake en incident gestuurde oefeningen;
  • Compatibel zijn met het onderwerp en gebruik van de andere managementcontrolepraktijken van de organisatie.
26
Q

Wat zijn de 4 stappen van het risk management proces?

A

Stap 1: beoordeel de risicobereidheid van de organisatie
Stap 2: Definieer verantwoordelijkheden voor risicobeheer
Stap 3: Analyseer de soorten en bronnen van risico’s
Stap 4: Communiceren en rapporteren over risico’s

27
Q

Wat zijn de twee voornaamste agency problemen tussen aandeelhouders en managers

A

Prequisites (perks / fringe benefits): consumpties op het werk door managers.

Empire building (free cash flow problem): management heeft liever groei dan stakeholders waarde maximaliseren. Vrije cashflow liever investeren dan teruggeven aandeelhouders.

28
Q

Volgens welke punten kunnen kredietverschaffers beschermd worden (creditor rights index)

A
  • Zekerheden;
  • Recht bij een reorganisatie;
  • Invloed op benoeming management
29
Q

Volgens Pagano en Volpin ligt de nadruk op sterke bescherming van investeerders of rechte van medewerkers aan de keuze van welk systeem?

A

Het kies- of stemsysteem

Majoritarian electoral systeem
proportional electoral system

30
Q

Wat is een liberale markteconomie (LME)

A

komt voor in de VS, VK en Australië. In deze landen zijn de arbeids- en financiële markt hoog ontwikkeld en flexibel, werknemers worden minimaal getraind omdat men bang is dat andere landen meeliften op het succes van goed opgeleide medewerkers.

31
Q

2 Nadelen van dualiteit

A

onafhankelijksproblemen, moeilijk toezicht uit te oefenen.

32
Q

Welke instrumenten voor de beheersing van het management kunnen worden toegepast in het outsider systeem (UK en USA). (6)

A
  • Invloed overnamemarkt voor corporate control;
  • Dividend beleid;
  • Institutionele beleggers;
  • Aandeelhouders activisme;
  • Management beloning;
  • Aandelenbezit management.
33
Q

Wat zijn kenmerken van het dividendbeleid voor corporate control? (3)

A
  • Dividenden verminderen agency cost doordat de free cash flow verminderd wordt.
  • Dividenden verhogen transactiekosten want hogere dividenden verhogen de noodzaak voor duurdere externe financiering.
  • Dus er is een optimum dividend payout die de kosten van beiden minimaliseert.
34
Q

Wat zijn input, throughput en output met betrekking tot corporate governance?

A

Input: bronnen en elementen die het systeem voeden;
Throughput: de processen en activiteiten binnen het systeem;
output: de resultaten en effecten van het systeem op de organisatie en belanghebbenden.

35
Q

Wat zijn drie taken die de outsiders zoals het AFM vervullen als poortwachters?

A
  • Bewaken van belangen investeerders en aandeelhouders;
  • Monitoren gedrag van ‘insiders’;
  • Geven nauwkeurige, niet gekleurde info.
36
Q

Wat zijn 3 voorbeelden van partijen die outsiders zijn en als poortwachter kunnen functioneren?

A
  • Credit rating agencies;
  • Beleggingsanalisten;
  • Investeerders, beurs
37
Q

Uit welke vijf onderling verbonden thema’s is het nieuwe COSO-raamwerk opgebouwd? (COSO ERM)

A
  1. Governance en cultuur;
  2. Strategie en doelstelling;
  3. Prestatiemanagement;
  4. Review en herziening;
  5. Informatie, communicatie en rapportage.
38
Q

Geef een voorbeeld van een KPI op het gebied van milieu bijpassend het klantperspectief van de BSC

A
  • KPI: Aandeel van CO2-neutrale vluchten in het totale vluchtaanbod.
  • KPI: Aandeel van milieuvriendelijke producten of diensten in de totale verkoop.
39
Q

Geef een voorbeeld van een KPI op het gebied van milieu bijpassend het intern perspectief van de BSC

A
  • KPI: Energie-efficiëntie-index.
  • KPI: Afvalrecyclingpercentage.
40
Q

Geef een voorbeeld van een KPI op het gebied van milieu bijpassend het leer- en groei perspectief van de BSC

A
  • KPI: Aantal medewerkers dat is opgeleid in milieubewustzijn en duurzaamheidspraktijken.
41
Q

wat kan de fusie in de weg staan?

A

De ACM kan de fusie verbieden

42
Q

Wat zijn drie instrumenten die bedrijven kunnen toepassen om hun contractuele CG te verbeteren en hun kapitaal en de kosten van het kapitaal te verbeteren?

A
  1. Cross border fusies en acquisities;
  2. (Her)vestiging van een onderneming;
  3. Cross listing
43
Q

Wat is volgens La Porta de voornaamste voorwaarden voor landen om zich te ontwikkelen?

A

La Porta stelt in zijn onderzoek dat landen zich alleen kunnen ontwikkelen als er sterke investor rights zijn.