WC formulering van eiwitten + WC PK/PD stoll Flashcards

1
Q

Welke eisen stel je aan het eindproduct?

A

2 eenheden van iso-elektrisch punt afzitten en het liefst zuurder. Als Iso = 5 dan 2 eenheden eronder = 3. Dit is heel zuur, kan overwegen om 5+2 = 7 te doen (erboven)

  • Werkzaam
  • Veilig
  • Steriliteit (endotoxinen, pyrogenen)
  • Osmolariteit
  • Geen luchtbellen
  • pH (stabiliteit)
  • Vrij van onzuiverheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soort hulpstoffen

A

Oplosbaarheidsverhogers

  • dmv ph instellen
  • toevoegen aminozuren lysine/arginine

anti-adsorptie groepen

buffercomponenten

conserveermiddelen en anti-oxidanten
- Methionine, cysteïne, tryptofaan, tyrosine en histidine zijn gevoelig voor oxidatie. Dus eiwitten rijk van deze aminozuren ook. Daarom zuurstof vervangen door
inerte gassen. Ook kunnen antioxidanten (ascorbinezuur, acetylcysteïne) toegevoegd worden.
- Meerdere toedieningen uit één product, dan moet het beschermt worden tegen m.o. d.m.v. conserveermiddelen (fenol, p-hydroxybenzoic acids, benzylalcohol).

Osmotische stoffen

Voor vriesdrogen
- lyoprotectant, cryoprotectant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Schrijf een CBV voor een eiwitproduct

A
  • aseptisch bereiden (lafkast)
  • klein overschot maken, bijv 5 ampullen nodig, maak 6
  • gehalte bepalen stockoplossing met UV, zodat je weet hoeveel je moet gebruiken
  • toevoegen hulpstoffen
  • filtreren
  • borrelpunttest
  • eindcontroles
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kun je kwaliteit van product garanderen?

A
  • quality by design (vooraf valideren bereidingsvoorschrift)
  • microbiologisch, steriliteit valideren (bouillontest)
  • gehalte analyse (via UV-vis)
  • zuiverheid
  • massaspectrometrie (om eiwit te karakteriseren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is hemofilie?

A
Er zijn 2 soorten hemofilie
Hemofilie A: tekort aan Factor 8
Hemofilie B: tekort aan Factor 9
--> Door afwezigheid of afwijking in gen
Hemofilie A komt 5 maal meer voor dan hemofilie B. De ernst van hemofilie kan variëren van ernstig, matige ernstig en mild. Dit wordt bepaald door de hoeveelheid factor VIII of IX die in het bloed aanwezig is.

Hemofilie is een geslachtsgebonden aandoening die van ouder op kind wordt doorgegeven. Omdat
de factor VIII en IX genen op het X-chromosoom zijn gelegen, treft de ziekte vrijwel uitsluitend
mannen. Vrouwen zijn draagster van de ziekte,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Factor 8

A

Factor VIII draagt samen met fosfolipiden,
calcium en geactiveerd factor IX zorg voor de omzetting van factor X in factor Xa. Om biologisch actief te kunnen zijn moet factor VIII eerst worden geactiveerd door trombine of factor Xa. De geactiveerde factor VIII werkt zelf niet als
proteolytisch enzym, maar versterkt de werking van factor IXa. Voor de regulatie van de activiteit van factor VIII is de inactivering van factor VIIIa door geactiveerd proteïne C van belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Factor 9

A

Factor IX is een vitamine-K-afhankelijk eiwit dat wordt gemaakt in de hepatocyt. Factor IX wordt
geactiveerd door factor XIa in aanwezigheid van calcium of door factor VIIa en tissue factor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke soorten gradaties zijn er voor hemofilie?

A
  • Ernstige hemofilie waarbij al bloedingen spontaan kunnen ontstaan. Het gehalte aan
    stollingsfactoren bedraagt minder dan 1% van de normale waarde.
  • Matige hemofilie waarbij bloedingen meestal ontstaan na een duidelijke aanleiding. Het gehalte aan stollingsfactoren bedraagt 1 à 5% van de normale waarde.
  • Milde hemofilie waarbij bloedingen meestal alleen ontstaan na een ernstig ongeluk of een
    operatie. Het gehalte aan stollingsfactoren bedraagt 5 à 40% van de normale waarde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke producten kunnen worden ingezet bij de behandeling van hemofilie?

A

De lichte vorm van hemofilie A kan worden behandeld met desmopressine. Ernstiger vormen worden
behandeld met factor VIII, octocog alfa of met moroctocog alfa.

Hemofilie B wordt behandeld met plasma dat factor IX bevat, met protrombine complex dat behalve
factor IX nog andere stollingsfactoren bevat, of met nonacog alfa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Desmopressine

A

De hemostatische werking bij hemofilie A en de ziekte van Von Willebrand berust op tijdelijke verhoging van de concentraties van factor VIII en Von Willebrandfactor door de afgifte hiervan uit endotheelcellen te stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tranexaminezuur

A

mond en slijmvliesbloedingen, waarbij fibrinolytische activiteit is toegenomen.
- Remt afbraak fibrine. Analoog van lysine.

DUS bloedstolling houdt aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschillende producten

A

Kogenate: recombinant product (FVIII)
HaemateP: plasmaproduct (FVIII+VWF), dus kan ook bij Ziekte van von Willebrand.
Octocog alfa: recombinant product (FVIII)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

halfwaardetijden factoren

A
  • De halfwaardetijd van factor VIII bedraagt 8 tot 12/15 uur (met VWF)
  • van factor IX 18 tot 24/34 uur.

Patiënten moeten dus meerdere keren per week naar het ziekenhuis om injecties te krijgen.

Zonder VWF: 1-2 uur (Factor 8)
Halfwaardetijd VWF: 12 uur (dus halfwaardetijd van VIII komt dus door VWF halfwaardetijd).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor invloed heeft VWF op de halfwaardetijd van factor 8

A

Dat verlengt de HALFWAARDETIJD. Hier zijn verschillende mogelijkheden voor:

  • VWF stabiliseert de heterodimere structuur van FVIII; - - VWF beschermt FVIII tegen proteolytische degradatie door geactiveerd protein C en geactiveerd FXa;
  • VWF interfereert met binding van FVIII aan negatief geladen fosfolipiden oppervlakken zoals op geactiveerde plaatjes;
  • VWF binding van FVIII aan geactiveerd FXa waardoor het geen toegang heeft tot het FX activerende complex;
  • VWF voorkomt cellulaire opname van FVIII.

Het verlengd dus de halfwaardetijd door de degradatie en klaring te voorkomen van factor VIII.

ALS FACTOR 8 NIET GEBONDEN IS T1/2 1 OF 2 UUR EN WEL GEBONDEN GAAT NAAR 8-12? UUR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is er bekend over klaringsmechanisme bij factor 8?

A

Klaringsreceptoren:
- LDL-receptor-related protein-1: bindt aan VIII en medieert het transport naar intracellulaire
degradatie pathways. Vervolgens proteolyse (in de lever).
- LDL-receptor family members
- Proteoglycans en carbohydrate receptors: VIII kan hieraan binden (zit op het celmembraan) en zorgt voor internalisatie (minder snel dan LRP1). Vorming antilichamen

–> Receptor-gemedieerd in de lever, waarbij alleen het vrije FVIII wordt opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gebruik desmopressine bij lichte vorm van hemofilie

A

Personen met een lichte vorm van hemofilie-A met een factor VIII van 0,10 IE/ml kunnen mogelijk
worden behandeld met DDAVP in plaats van met stollingsfactorconcentraat. Dit betreft vooral lichte
bloedingen en kleinere ingrepen zoals kiesextracties. Een voorwaarde voor deze behandeling is
vooraf aangetoonde effectiviteit van DDAVP door middel van een proefbehandeling vanwege het
wisselende reactiepatroon tussen individuen onderling. Bij een zelfde persoon is het effect van
DDAVP echter consistent in de tijd. Voordelen van het gebruik van DDAVP zijn dat hierbij geen gevaar
bestaat voor virale besmetting, gezien de synthetische productiemethode en dat toediening via
neusspray mogelijk is. Voor de indicaties, contra-indicaties en behandeladviezen van DDAVP wordt
verwezen naar bijlage 1 over desmopressine.

17
Q

Waarom kan desmopressine niet bij ernstigere vormen van hemofilie

A

Ernstige vorm: geen factor VIII, dus VWF (dat door desmopressine wordt vrijgemaakt uit endotheel) kan niks meer beschermen.

18
Q

Kogenate en haemateP kunnen worden toegepast bij hemofilie A, wat zijn de verschillen?

A

Kogenate: recombinant DNA-product. Alleen factor VIII.
HaemateP: plasmaproduct. Ook VWF.

Kogenate heeft een langere halfwaardetijd dan HaemateP (vooral bij VWF patiënten).
Toedieningsvorm (IV) en frequentie zijn gelijk.

–> HaemateP kan naast hemofilie ook gebruikt worden bij patienten die VWF als bloedingsaandoening hebben

19
Q

Er worden verschillende generaties rFVIII (recombinant) onderscheiden. Wat zijn vanuit farmaceutisch oogpunt
de verschillen tussen FVIII uit plasma en de rFVIII generaties in relatie tot zuiverheid, effectiviteit, farmacokinetiek en
immunogeniciteit?

A

KNMP kennisbank: stollingsfactoren bereid uit humaan plasma kunnen infecties overdragen, bereid
met recombinant DNA-technologie kunnen in principe geen humane virale aandoeningen overdragen.

  • Hoe hoger de generatie, hoe zuiverder.
  • Effectiviteit: over het algemeen geen verschil in effectiviteit.
  • Tweede generatie geeft de meeste vorming van antilichamen (immunogeniciteit).

VERSCHILLENDE GENERATIES: 4 GENERATIES, 1E VAN DIEREN AFGELEIDE EIWITTEN, 2E VAN
MENSEN, 3E BIJ PRODUCTIE GEEN DIERLIJKE EN GEEN MENSELIJKE, 4E HALFWAARDETIJD LANGER
MAKEN (BIJV. PEGYLERING).

20
Q

Tot nu toe heeft men de in vivo levensduur van de gemodificeerde FVIII varianten maar ongeveer 1.5x weten te verlengen t.o.v. referentieproducten. Wat zijn de onderzoekers vergeten bij de ontwikkeling van deze
nieuwe FVIII producten met een “verlengde” in vivo levensduur?

A

ONDERZOEKERS HEBBEN ALLEEN NAAR EIWIT GEKEKEN EN NIET VAN ERUIT GEGAAN DAT HET VWF
BINDT, BINDING MET VWF BETER MAKEN KAN NOG.

Misschien kan ook gebruik worden gemaakt van de FCRN receptor, om de halfwaardetijd te kunnen verlengen (pegyleren?)

21
Q

Gevormde neutraliserende antilichamen tegen stollingsfactoren worden “inhibitors” genoemd. Welke categorie patiënten loopt het grootste risico op de vorming van antistoffen?

A

BELANGRIJKSTE RISICOFACTOR IS ERNST VAN HEMOFIELIE ALS BIJV. 1% HEBBEN HERKENT HET LICHAAM HET SNELLER ALS LICHAAMSVREEMD.

Deze risicofactoren kunnen worden verdeeld in patiëntgerelateerde factoren en
behandelingsgerelateerde risicofactoren. Patiëntgerelateerde risicofactoren zijn de ernst van de
hemofilie, het voorkomen van remmers in de familie en etniciteit en ras (Afro-Amerikanen hebben tweemaal meer kans op een remmer dan mensen van Kaukasische afkomst), hetgeen wijst op een belangrijke rol voor erfelijke factoren.

22
Q

Wat zijn mogelijke behandelopties wanneer een hemofilie A patiënt inhibitors ontwikkelt tegen een
FVIII product?

A
Hogere dosering en vaker toedienen (omdat halfwaardetijd ook is verkort), bij milde hemofilie
desmopressine (omdat remmers vaak niet werken op eigen VIII), bypassing-agents. Bij hoge vorming
antilichamen FVII (NovoSeven), geactiveerd protrombinecomplex (Feiba) of factor VIII.
Immuuntolerantie-inductietherapie: Het doel van immuuntolerantie-inductietherapie (ITI) is het
herstellen van tolerantie voor factor-VIII. Dit kan worden bereikt door regelmatig en gedurende
langere tijd factorVIII-concentraat toe te dienen.

Emicizumab* wordt als profylaxe toegepast bij patiënten met antistoffen tegen factor VIII.

Ook in richtlijn: immuunsuppressie met prednison en cyclofosfamide.

23
Q

Negatieve effecten van die Factor 8 antistoffen

A

Bij veel antilichaamproductie: Allergische reacties, inflammatie.

Ze trekken macrofagen en, meer cytokines –> ontstekingen

24
Q

Op de KNMP kennisbank staat het volgende aangegeven in de monografie van Octocog alfa:
- 1 IE komt overeen met de hoeveelheid factor VIII aanwezig in 1 ml vers humaan plasma.
- 1 IE/kg lich.gewicht leidt tot een gemiddelde plasmastijging van 0.02 IE/ml (2%) van de normale
concentratie van factor VIII.

Wat kan hieruit afgeleid worden over de grootte van het verdelingsvolume (in L en in L/kg)? Wat zegt dit
over de verdeling van dit geneesmiddel over het lichaam?

A

Gemiddeld lichaamsgewicht: 70 kg, dus totaal 70 IE nodig voor plasmastijging van 0,02 IE/ml.

70IE/0,02IE/ml = 3,5L

70IE toegediend, maar uiteindelijk maar 0,02 IE extra in het bloed.

–> Klein Vd, dus zit vooral in het plasma, daarom intraveneus toedienen. Daar moet het ook werken.
50 ml/kg