Voegwoorden حروف ربط Flashcards

1
Q

Voordat

A

قبل از اینکه، پیش از آنکه

  1. Ik wil eten voordat ik naar bed ga.
    (می‌خواهم غذا بخورم قبل از اینکه به تخت بروم.)
    1. Wacht hier totdat ik klaar ben.
      (اینجا منتظر بمان تا زمانی که من آماده شوم.)
  2. Voordat we vertrekken, moeten we alles controleren.
    قبل از اینکه برویم، باید همه چیز را کنترل کنیم
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

En

A

و
مثال:

•	Ik eet een appel en ik drink water. (من یک سیب می‌خورم و آب می‌نوشم.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Maar

A

اما
مثال:

Ik wil naar buiten gaan, maar het regent.
(می‌خواهم بیرون بروم، اما باران می‌بارد.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Of

A

یا
مثال:

Wil je koffie of thee?
(قهوه می‌خواهی یا چای؟

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Want

A

چون/ زیرا
مثال:

Ik blijf thuis, want ik ben moe.
(من خانه می‌مانم چون خسته‌ام.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dus

A

بنابراین
مثال:

Het is laat, dus we gaan slapen.
(دیر است، بنابراین ما می‌خوابیم.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dat

A

که
مثال:

Ik denk dat het morgen mooi weer wordt.
(فکر می‌کنم که فردا هوا خوب خواهد بود.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Omdat

A

چون / زیرا
مثال:

Hij blijft thuis omdat hij ziek is.
(او خانه می‌ماند چون بیمار است.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Als

A

اگر/ وقتی که
مثال:

Ik kom naar je toe als ik tijd heb.
(به سراغت می‌آیم اگر وقت داشته باشم.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Terwijl

A

در حالی که
مثال:

Zij leest een boek terwijl hij tv kijkt.
(او کتاب می‌خواند در حالی که او تلویزیون نگاه می‌کند.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Toen

A

وقتی که- زمان گذشته
مثال:

Toen ik jong was, speelde ik veel buiten.
(وقتی که جوان بودم، زیاد بیرون بازی می‌کردم.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nadat

A

بعد از اینکه
مثال:

We gaan naar huis nadat we klaar zijn.
(بعد از اینکه کارمان تمام شد، به خانه می‌رویم.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voordat

A

قبل از اینکه
مثال:

We eten iets voordat we vertrekken.
(چیزی می‌خوریم قبل از اینکه برویم.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zodat

A

به طوریکه
مثال:

Ik leg het je uit zodat je het beter begrijpt.
(برای تو توضیح می‌دهم به طوری که بهتر بفهمی.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoewel

A

اگرچه
مثال:

Hoewel het regent, gaan we naar buiten.
(اگرچه باران می‌بارد، به بیرون می‌رویم.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Of

A

آیا
مثال:

Weet jij of hij morgen komt?
(می‌دانی آیا او فردا می‌آید؟

17
Q

Mits

A

به شرطی که
مثال:

Je mag gaan mits je op tijd terug bent.
(می‌توانی بروی به شرطی که به موقع برگردی.

18
Q

Tenzij

A

مگر اینکه
مثال:

We gaan naar het strand tenzij het regent.
(ما به ساحل می‌رویم مگر اینکه باران بیاید.

19
Q

niet alleen … maar ook

A

نه تنها … بلکه … نیز
مثال:

Hij is niet alleen slim, maar ook grappig.
(او نه تنها باهوش است، بلکه بامزه هم هست.

20
Q

zowel … als

A

هم… هم
مثال:

Ik houd van zowel koffie als thee.
(من هم قهوه دوست دارم و هم چای.

21
Q

Of … of

A

یا … یا
مثال:

Je kunt of fietsen of lopen.
(می‌توانی یا دوچرخه‌سواری کنی یا پیاده‌روی.

22
Q

noch … noch

A

نه … نه
مثال:

Hij drinkt noch koffie noch thee.
(او نه قهوه می‌نوشد و نه چای.

23
Q

hoe … hoe

A

هر چه … بیشتر
مثال:

Hoe langer ik wacht, hoe nerveuzer ik word.
(هرچه بیشتر منتظر می‌مانم، بیشتر عصبی می‌شوم.

24
Q

aangezien

A

از آنجایی که
مثال:

Aangezien het al laat is, gaan we naar huis.
(از آنجایی که دیگر دیر شده است، به خانه می‌رویم.

25
Q

Opdat

A

تا اینکه
مثال:

Hij sprak luid opdat iedereen hem kon horen.
(او با صدای بلند صحبت کرد تا همه بتوانند او را بشنوند.

26
Q

zoals

A

همانطور که
مثال:

Doe het zoals ik het je heb uitgelegd.
(آن را همانطور که برایت توضیح دادم، انجام بده.)

27
Q

ofschoon

A

اگرچه- رسمی
مثال:

Ofschoon hij moe was, werkte hij tot laat.
(اگرچه او خسته بود، تا دیروقت کار کرد.

28
Q

Alsook

A

همچنین/ نیز
مثال:

• Voorbeeld 1: De nieuwe regels gelden voor studenten alsook voor docenten.
(قوانین جدید برای دانشجویان و همچنین برای استادان اعمال می‌شود.)
• Voorbeeld 2: Hij is verantwoordelijk voor de planning alsook de uitvoering van het project.
(او مسئول برنامه‌ریزی و همچنین اجرای پروژه است.

29
Q

Eigenlijk

A

در واقع/ واقعا
مثال:

Wat wil je eigenlijk zeggen?
(در واقع می‌خواهی چه بگویی؟)
• Voorbeeld 2: Ik wist eigenlijk niet dat hij al vertrokken was.
(من در واقع نمی‌دانستم که او قبلاً رفته بود.)
• Voorbeeld 3: Het is eigenlijk best eenvoudig.
(این واقعاً خیلی ساده است.