Vocabulaire: trajet 6 (2) Flashcards
la banlieue
de buitenwijken
la campagne
het platteland
la commune
de gemeente
le pays
het land
la région
de streek
blanc, blanche
wit
blue(e)
blauw
brun(e)
bruin
gris(e)
grijs
jaune
geel
mauve
paars
noir(e)
zwart
orange
oranje
rose
roos
rouge
rood
vert(e)
groen
construire
bouwen
déménager
verhuizen
entretenir
onderhouden
nettoyer
poetsen
prendre une douche
zich douchen
ranger
opruimen
herstellen
réparer
se changer
zich omkleden
se déshabiller
zich uitkleden
se réveiller
wakker worden
vivre
wonen, leven
le loft
de loft
le logement
de woonst, de slaapgelegenheid
la maison de rangée
de rijwoning
la micro-maison
de microwoning
le studio
de studio
la tiny
het tiny house
la villa
de villa
abordable
betaalbaar
agréable
aangenaam, gezellig
cher, chère
duur
clos(e)
afgesloten
confortable
comfortable
écologique
ecologisch
équipé(e)
voorzien (van)
étroit(e)
smal