Vocabulaire: la mobilité (2) Flashcards
l’appartement (m)
het appartement
l’arrêt (m)
de halte
l’auberge de jeunesse (f)
de jeugdherberg
l’autoroute (f)
de snelweg
l’avenue (f)
de laan
la banque
de bank
la barrière
de slagboom
la boucherie
de slagerij
la boulangerie
de bakkerij
le boulevard
de brede laan
le bureau de post
het postkantoor
le carrefour
het kruispunt
la chaussé
de weg, de rijbaan
le cinéma
de cinema, de bioscoop
la circulation
het verkeer
le commissariat
het commissariaat
le covoiturage
het carpoolen
l’école (f)
de school
l’église (f)
de kerk
l’essence (f)
de benzine
le feu
het verkeerslicht
le garage
de garage
la gare
het station
la Grand-Place
de Grote Markt
l’hôtel (m)
het hotel
l’immeumble (m)
het appartementsgebouw
le marché
de markt
le parking
de parking
le passage à niveau
de overweg
le psite cyclable
het fietspad
la place
het plein, de marktplaats
la poissonnerie
de viswinkel
le port
de haven
le quai
de kade, het perron
le quartier
de wijk
