Vocabulaire: cuisine et gastronomie (1) Flashcards
1
Q
het aperitief
A
l’apéritif (m)/l’apero (m)
2
Q
het stokbrood
A
la baguette
3
Q
de bouillabaisse (soort vissoep)
A
la bouillabaisse (de Marseille)
4
Q
de zuurkoolschotel
A
la choucroute
5
Q
de schaaldieren
A
les crustacés (m)
6
Q
de slakken (in lookboter)
A
les escargots (de Bourgogne) (m)
7
Q
het dunne stokbrood
A
la ficelle
8
Q
de Provençaalse kruiden
A
les herbes de Provence (f)
9
Q
de olijfolie
A
l’huile d’olive (f)
10
Q
het streekproduct
A
le produit du terroir
11
Q
la ratatouille (gerecht met groenten)
A
la ratatouille (niçoise)
12
Q
de rijst
A
le riz
13
Q
de tartiflette (aardapelgerecht met kaas)
A
la tartiflette