Vocabulaire: les fêtes (2) Flashcards
l’anniversaire (de mariage) (m)
de (huwelijks) verjaardag
la boum
de fuif
l’enterrement (m)
de begrafenis, de uitvaart
la fête d’anniversaire
het verjaardagsfeestje
la fête des Mères
Moederdag
la fête des Pères
Vaderdag
la kermesse
de kermis
le mariage
het huwelijk, het trouwfeest
la mort
de dood
la niassance
de geboorte
le Nouvel An
Nieuwjaar
la réception
de receptie
la Saint-Nicolas
Sinterklaas
la Saint-Sylvestre
Ouderjaarsavond
la Saint-Valentin
Valentijnsdag
la soirée
het feest, de fuif
la soirée karaoké
de karaokeavond
la sortie
het uitje
aller au restaurant
uit eten gaan
avoir … ans
… jaar oud zijn
célébrer
vieren
danser
dansen
être …
met z’n … zijn
faire la fête
feesten, fuiven
fêter
vieren
s’amuser (follement)
feesten, fuiven
s’éclater
vieren, uit de bol gaan
se déguiser en …
zich als … verkleden
se marier avec
trouwen met
s’ennuyer
zich vervelen
sortir en boîte
uitgaan in een discotheek
souhaiter
wensen
à votre santé!
op uw gezondheid!
bienvenue!
welkom!
bon amusement!
veel plezier!
bonne année!
gelukkig nieuwjaar!
bonne chance!
succes!
bonne fête!
gelukkig feestdag!, een leuk feest gewenst!
félicitations!
gefeleciteerd!
heureux/ joyeux anniversaire!
gelukkig verjaardag
meilleurs voeux!
beste wensen!
l’adresse (f)
het adres
l’ambiance
de sfeer
l’apéritif, l’apero
het aperitief
la bière
het bier
la boisson
het drankje
la bougie
de kaars
la boule disco
de discobal
le bouquet de fleurs
het boeket bloemen
le budget
het budget
le cadeau
het cadeau, het geschenk
le café
de koffie