Verwerking van koolhydraten, vet en aminozuren na maaltijd Flashcards

1
Q

afgifte van verteringsproducten glucose, aminozuren en triglyceriden door de darmcel

A

aminozuren en glucose zijn wateroplosbaar en worden aan interstitium afgegeven–> v. porta –> lever

vet wordt in het darmkanaal afgebroken en in de entrocyt worden glycerol en 3 vetzuren weer aan elkaar gemaakt tot triglyceridedit wordt verpakt in chylomicronen (omdat het niet water oplosbaar is). Via lymfe–> ductus thoracicus–> v. subclavia, dan passeert het eerst het hart en daarna pas andere structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

handhaving bloedsuikerspiegel

A

glucosespiegel tussen de maaltijden door is 4-5 mM

nadat je hebt gegeten stijgt je glucose spiegel

b-cellen in pancreas meten de glucosespiegel in het bloed, als die stijgt –> insuline afgeven

insuline zorgt ervoor dat glucose wordt opgenomen in de lever en daar omgezet wordt in glycogeen

tussen maaltijden door daalt het insuline en zet de lever glycogeen om in glucose en wordt dit afgegeven aan het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom wil je geen te hoge suikerspiegel

A

schadelijk voor bloedvaten

eiwitten gaan oxideren waardoor de functionaliteit verloren gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

glucose handhaving na nacht vasten

A

je hebt 130 mg glucose/min nodig
+/- 200 g koolhydraten per dag nodig

hersenen + ery’s = 90 mg/min (glucose is enige energiebron)
spieren = 25 mg/min
vetweefsel, nieren = 15 mg/min

lever levert na nacht vasten glucose door omzetting van glycogeen (is binnen 12-24 uur op)

in spieren zit ook glycogeen dit wordt vnl gebruikt voor bewegingsenergie

als je minder dan 200 g koolhydraten binnenkrijgt een paar dagen: dan wordt vet geoxideerd voor energie.

hersenen en ery’s kunnen dit niet gebruiken, daarvoor worden eiwitten of glycerol omgezet in glucose= gluconeogenese

met eiwitten kan dit niet lang doorgaan, want die heb je ook nodig elders in lichaam

als eiwitvoorraad minder wordt, kan het lichaam ketonlichamen gebruiken (dit kunnen hersenen en ery’s ook gebruiken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

endogene energiebronnen vc dagelijkse energie intake

A
voorraad
KH (glucose)= 15 g = 50 kcal
KH (glycogeen)= 400 g = 1600 kcal
Vet= 15.000 g= 135.000 kcal
Eiwit= 6000 g= 24.000 kcal

van KH heb je niet zulke grote voorraden, daarom is koolhydraatmetabolisme belangrijk onderdeel van basaalmetabolisme en moet het goed aangevuld worden

intake per dag met gemiddeld dieet
KH= 150 g= 1000 kcal
Vet= 100 g= 900 kcal
Eiwit= 100 g= 400 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voedingstoestand

A

storage mode: opslag moddus na maaltijd

  • early-refed: maaltijd na periode van vasten, eerst worden voorraden in de spieren bijgevuld, daarna lever
  • well-fed: goed en regelmatig gevoed–> gelijk levervoorraden aanvullen

production mode: bij vasten, vanaf 3-4 uur na maaltijd

  • post-absorptive: 4-12 uur (overnacht vasten) –> energie uit glucose voorraad en leverglycogeen (glycolyse en glycogenolyse)
  • early-fasting: vasten 12-36 uur–> nieuwvorming glucose vnl uit eiwitten, maar ook lactaat en glycerol (gluconeogenese)
  • late fasting: langdurig vasten >36 uur –> naast nieuwvorming glucose ook ketonlichamen gebruikt voor hersenen. Ketonlichamen zijn afvalproducten van vetzuur oxidatie
  • starvation: hongerstaking > 1 week –> hersenen draaien vnl op ketonlichamen. Hoe lang je dit volhoudt hangt af van vetmassa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hormonale regulatie van metabolisme

A

verhouding tussen hormonen bepaald wat er gebeurt

storage mode: insuline

production mode: glucagon, adrenaline, cortisol, groeihormoon

insuline is het belangrijkste hormoon, production mode gaat al in als insuline daalt. Als spiegel heel erg daalt gaan ook andere hormonen een rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

processen tijdens storage mode en production mode

A
storage mode:
glucogenese= vorming glycogeen uit glucose
lipogenese en TG synthese
netto eiwitsynthese
(meer glycolyse, minder vetzuuroxidatie)

production mode:
glycogenolyse= vorming glucose uit glycogeen
gluconeogense= vorming glucose uit aminozuren
lipolyse (intracellulair TG afbraak)
ketogenese= ketonlichaam oxidatie
netto eiwit afbraak
(minder glycolyse, meer vetzuuroxidatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

regulatie van activiteit metabole paden

A

hormonen hebben effect op bepaalde sleutelenzymen in de metabole paden

via (de)fosforylering en allosterie (snel < 30 min) 
of activiteit (inductie/repressie) en aanbieden van meer substraat (langzaam 30 min-paar uur) wordt de vorm van het sleutelenzym veranderd

dit zorgt ervoor dat de hele cascade op gang komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verwerking nutrienten na maaltijd

A

lever neemt deel glucose op en zet het om in glycogeen
ander deel stroomt door naar hersenen en spieren
spier: opbouw glycogeen
hersenen: direct verbrand= energievoorziening

vet wordt in chylomicronen verpakt en afgegeven aan lymfe–> gaat gelijk naar hart
voordeel: gaat gelijk naar vetweefsel en spieren
op endotheel van deze weefsels zit lipoprotein lipase (LPL)
dit haalt triglyceride uit chylomicron en splitst de vrije vetzuren. Vetzuren worden opgenomen in vet/spierweefsel

chylomicron remnant (bevat cholesterol) gaan naar lever en wordt hier afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly