Omzetting van suiker, vet en aminozuren bij vasten Flashcards
plaatjes van processen leren
plaatjes van processen leren
brandstof spieren na:
- 0h vasten
- 4h vasten
- 18h vasten
- 36h vasten
0h vasten
- glucose uit voeding
4h vasten
- glucose uit lever glycogeen
18h vasten
- glucose uit lever aminozuren
36h vasten
- glucose uit lever aminozuren
- ketonlichamen
glycogenolyse
glycogeen–> glucose-6-fosfaat–> glucose
glycogeen–> glucose-6-fosfaat onder invloed van Pi
glucose-6-fosfaat kan ook naar pyruvaat in de spier
glucose-6-fosfaat–> glucose onder invloed van Pi in de lever
Glucose sparing
Eiwit sparing
- Glucose sparing: spieren gebruiken vetzuren want dan hoeft de lever minder glucose te maken
- Eiwit sparing: belangrijkste effect van het gebruik van ketonlichamen door de hersenen
Glucose sparing
Eiwit sparing
- Glucose sparing: spieren gebruiken vetzuren want dan hoeft de lever minder glucose te maken
- Eiwit sparing: belangrijkste effect van het gebruik van ketonlichamen door de hersenen
glycogeen en bloedsuikerspiegel in de spier
Glycogeen draagt in de spier niet bij aan bloedsuikerspiegel handhaving omdat glucose-6-fosfatase alleen in de lever voorkomt–> kan geen glucose maken
Als je wel glycogenolyse doet in de spier: glucose-6-fosfaat–> pyruvaat–> citroenzuurcyclus
In de lever staat het hormoon voor pyruvaat uit door hormonen–> kan niet
invloed van hormonen op glycogeen synthese
Glycerol-3-fosfaat gaat niet naar glycogeen want glycogeen synthese staat uit door hormonen
Heel weinig glycogeen synthese bij laag insuline en hoog glucagon
waarom gluconeogenese uit glycerol
Gluconeogenese uit glycerol is uniek want NADH geeft 2,5ATP en je hebt er 1ATP nodig, dus uit glycerol heb je een winst van 1,5ATP–> beter.
Terwijl gluconeogenese uit lactaat of aminozuren moet je heel veel ATP erin stoppen om glucose te krijgen
oxaalacetaat vs. acetyl CoA leverende aminozuren
Alle aminozuren die oxaalacetaat leveren kunnen naar glucose, bij andere aminozuren kan het koolstofskelet alleen acetyl-CoA leveren (–> geen glucose maar wel ketonlichaam vorming: ketogeen)
waarom ammoniak ophoping voorkomen
Je wil voorkomen dat ammoniak ophoopt want is super toxic (voor hersenen)–> onschadelijk maken door ammoniak op glutamaat te zetten–> glutamine–> van spier naar lever–> ureum–> uitplassen
aminozuur mobilisatie vanuit spier tijdens vasten
- netto eiwitafbraak
- spier gebruikt zelf vertakt-keten aminozuren als brandstof (leucine, isoleucine, valine)
- daarbij horende aminogroep wordt naar de lever getransporteerd in de vorm van alnine of glutamine
- andere aminozuren getransporteerd naar de lever
alanine + oxaalacetaat
Alanine kan zijn aminogroep via omgekeerde transaminering ook op oxaalacetaat zetten–> aspartaat
vetzuuroxidatie bij gluconeogenese
Gluconeogenese kan niet zonder vetzuuroxidatie want kost super veel energie: vetzuren moeten geactiveerd worden door een CoA-SH-ester van te maken (bij glucose en glycerol door fosfaatgroep)
o 1 C16 groep levert 8 acetyl-CoA voor in de citroenzuurcyclus–> super veel ATP
o Vetzuuroxydatie wordt gereguleerd doordat ze in mito’s komen
o Citraat gaat niet naar de vetzuursynthese want staat uit door laag insuline en hoog glucagon
waarom is citroenzuurcyclus weinig actief tijdens vetzuuroxidatie
De CZC is in de lever weinig actief tijdens VZoxidatie want [oxaalacetaat] te laag en al ATP
o De oxaalacetaat is laag in de lever tijdens VZoxidatie want: is bron voor gluconeogenese–> CZC kan niet want oxaalacetaat wordt telkens weggenomen
o Al genoeg ATP voor levercel–> CZC niet hard draaien want veel NADH en FADH2 –> CZC geremd