Verbs 1 Flashcards
Beginnen
begon is begonnen to begin
Begrijpen
begreep heeft begrepen to understand
Bewegen
bewoog heeft bewogen to move
Bieden
bood heeft geboden to offer
Blijken
bleek is gebleken to appear
Blijven
bleef is gebleven to stay
Brengen
bracht heeft gebracht to bring
Denken
dacht heeft gedacht to think
Doen
deed heeft gedaan to do
Dragen
droeg heeft gedragen to wear
Drinken
dronk heeft gedronken to drink
Eten
at (aten) heeft gegeten to eat
Gaan
ging is gegaan to go
Genieten
genoot heeft genoten to enjoy
Geven
gaf (gaven) heeft gegeven to give
Hangen
hing heeft gehangen to hang
Hebben
had heeft gehad to have
Helpen
hielp heeft geholpen to help
Houden
hield heeft gehouden to hold
Kiezen
koos heeft gekozen to choose
Kijken
keek heeft gekeken to look
Klinken
klonk heeft geklonken to sound
Komen
kwam (kwamen) is gekomen to come
Kopen
kocht heeft gekocht to buy
Krijgen
kreeg heeft gekregen to get / to receive
Kunnen
kon (konden) heeft gekund to be able to / can
Lachen
lachte heeft gelachen to laugh
Lezen
las (lazen) heeft gelezen to read
Liggen
lag (lagen) heeft gelegen to lie
Lijken
leek heeft geleken seem / to appear
Lopen
liep heeft / ben gelopen to walk
Moeten
moest heeft gemoeten must
Mogen
mocht heeft gemogen can / may