A1 H3 Flashcards
bakker, de
baker
bezorgen
to deliver
brood,** **het
bread, loaf
glas,het(glaasje)
glass
kopen
to buy
wijn, de
wine
alles
all
band, de
relation
bijzonder
special
gerecht,** **het
meal
meenemen
bring, take along
mooi
beautiful, nice
pannenkoek, de
pancake
aardappel, de
potatoe
appel, de
apple
banaan, de
banana
bijvoorbeeld
for example
boodschap(pen) de
shopping, purchases
drinken
to drink
fruit, het
fruit
gehakt,het
minced meat
gek zijn op
to be crazy about
groente
vegetables
hagelslag, de
chocolate sprinkles
hartig
salty, well seasoned
heerlijk
delightful, lovely
houden van
to like
jam, de
jam
kaas, de
cheese
kiezen
to choose
kip, de
chicken
koekje, het
biscuit
kosten
cost
lekker
nice, good, tasty
lekker vinden
to like
lusten
to like
maken
to make
melk, de
milk
mogen
can , may
nooit
never
ontbijt, het
breakfast
patat, de
chips