Verbes Irrégulier: Mettre - vouloir (Trimester 3) Flashcards
1
Q
terugzien, weerzien
A
revoir
2
Q
voorzien, verwachten
A
prévoir
3
Q
zien
A
voir
4
Q
herleven
A
revivre
5
Q
overleven
A
survivre
6
Q
leven
A
vivre
7
Q
zich herinneren
A
se souvenir
8
Q
voorkomen, verhinderen
A
prévenir
9
Q
aankomen, bereiken
A
parvenir
10
Q
tussenkomen
A
intervenir
11
Q
worden
A
devenir
12
Q
komen
A
venir
13
Q
kosten, waard zijn
A
valoir
14
Q
overtuigen
A
convaincre
15
Q
overwinnen, zegevieren
A
vaincre
16
Q
ondersteunen
A
soutenir
17
Q
weerhouden, tegenhouden
A
retenir
18
Q
(ver)krijgen, behalen
A
obtenir
19
Q
(toe)behoren aan
A
appartenir
20
Q
bijhouden, tegenhouden
A
tenir