Hoofdstuk 8: Je fais les magasins. (Trimester 2) Flashcards
de aankoop
l’achat (m)
de windjak, de anorak
l’anorak (m)
de kous
le bas
de bermuda
le bermuda
de bikini
le bikini
de jekker
le blouson
de body
le body
de boetiek
la boutique
de knoop
le bouton
het pashokje
la cabine
de herenonderbroek, de legging
le caleçon
de kap
le capuchon
de cardigan, de gilet
le cardigan
de catalogus
le catalogue
de trui
le chandail
de nachtjapon
la chemise de nuit
het dameshemd
le chemisier
de klant (m)
le client
de klant (v)
la cliente
de kraag
le col
de rolkraag
le col roulé
de kousenbroek, de panty
le collant
de collectie
la collection
het maatpak
le costume
de kleur
la couleur
de onderbroek
la culotte
de modeshow
le défilé de mode
de ritssluiting
la fermeture éclair
de vest
le gilet
de regenjas
l’imperméable (m)
de broekspijp
la jambe
het trainingspak
le jogging
het ondergoed
la lingerie
de look
le look
het badpak
le maillot de bain
de mouw
la manche
de mantel, de jas
le manteau
de stof, de materie
la matière
het model
le modèle
de kamerjas
le peinoir
de zak (van een kledingstuk)
la poche
het polohemdje
le polo
de drukknoop
le bouton à pression
de avondjurk
la robe de soirée
de slip
le slip
de koopjes
les soldes (m)
de souspull, de coltrui
le sous-pull
het ondergoed
les sous-vêtements (m)
de bh
le soutien-gorge
de sweatshirt
le sweater
de schort
le tablier
de vlek
la tache
de kledingmaat
la taille
het mantelpakje
le tailleur
de kleding, de outfit
la tenue
de stof
le tissu
de sport- en basketbalschoen
la basket
de laars
la botte
de kassa
la caisse
de (euro)cent
l’(euro)centime (m)
de sok
la chaussette
de schoen
la chaussure
het hemd
la chemise
de euro
l’euro (m)
de jeans
le jean
de rok
la jupe
het boek
le livre
de bril
les lunettes (v)
de broek
le pantalon
de paraplu
le parapluie
het topje
le top
het gat, de opening
le trou
de verkoper
le vendeur
de verkoopster
la vendeuse
het herenjasje
le veston
het kledingstuk
le vêtement
het uitstalraam
la vitrine
de ritssluiting
le zip
bij elkaar passend
assorti
goedkoop
bon marché
duur
cher
chic
chic
tof
chouette
klassiek
classique
gescheurd
déchiré
met een diepere halsuitsnijding
décolleté
tweedehands
d’occasion
recht
droit
elegant, stijlvol
élégant
in promotie
en solde
dik
épais
smal
étroit
gekreukt
fripé
lelijk
laid
breed
large
ondoorschijnend
opaque
open
ouvert
versleten
usé
met ruitjes, geruit
à carreaux
met bloemen
à fleurs
met plooien
à plis
met bolletjes
à pois
gestreept
à rayures
met volants (ruches)
à volants
met Schotse ruiten
écossais
rubberen
en caoutchouc
de prijs
le prix
de trui
le pull(-over)
de pyjama
le pyjama
de jurk
la robe
de short
le short
het T-shirt
le t-shirt
de kleren
les vêtements (m)
kopen
acheter
(zich) aankleden
(s’) habiller
(kledij) aantrekken
mettre
betalen
payer
dragen
porter
verkopen
vendre
van katoen, katoenen
en coton
lederen
en cuir
kanten
en dentelle
in bont
en fourrure
wollen
en laine
linnen
en lin
gouden
en or
zijden
en soie
fluwelen
en velours
effen
uni
het accessoire
l’accessoire (m)
de ring
la bague
de muts
le bonnet
de oorring
la boucle d’oreille
de armband
le bracelet
de bretel
la bretelle
de pet
la casquette
de riem
la ceinture
de sjaal
le châle
de hoed
le chapeau
de halsketting
le collier
de das
la cravate
de sjerp, de sjaal
l’écharpe (v)
het sjaaltje, de hoofddoek
le foulard
de handschoen
le gant
de zonnebril
les lunettes de soleil (v)
het uurwerk
la montre
het strikje
le noeud papillon
de handtas
le sac à main
de sluier
le voile
de ballerina
la ballerine
de stapschoen
la chaussure de marche
de espadrille
l’espadrille (v)
het rek, het schap
l’étagère (v)
de veter
le lacet
de mocassin
le mocassin
de pantoffel
la pantoufle
de schoenmaat
la pointure
de sandaal
la sandale
de hak
le talon
de naaldhak
le talon aiguille
de tennisschoen
la tennis
de teenslipper
la tong
op hoge hak
à haut talon
met een lage hak
à talon plat
winkel waar je kranten, tijdschriften, briefkaarten, sigaretten … kan kopen
le bureau de tabac
het loterijticket
le billet de loterie
de verjaardagskaart
la carte d’anniversaire
de briefkaart
la carte postale
de krant
le journal
de dagbladhandelaar
le marchand de journaux
het sigarettenpakje
le paquet de cigarettes
het geld
l’argent (m)
de kassier
le caissier
de kassierster
la caissière
de bankkaart
la carte bancaire
de betaalkaart
la carte de crédit
het kleingeld, het wisselgeld
la monnaie
cash, contant
en espèces
passen bij
aller avec
vastmaken
attacher
combineren met
combiner (avec)
naaien
coudre
duur zijn
coûter cher
uitgeven
dépenser
omwisselen, omruilen
échanger
uittrekken, uitdoen
enlever
(aan)passen
essayer
goedkoop zijn
être bon marché
shoppen
faire du shopping
shoppen
faire les magasins
op koopjesjacht gaan
faire les soldes
kiezen
faire son choix
sluiten, dichtdoen
fermer
(uit)lenen
prêter
geld teruggeven
rembourser (de l’argent)
geld afhalen
retirer de l’argent
zich uitkleden
se déxhabiller
